Angenomen

Pastoor Harding reikt mij voor het eerst het Heilig Brood uit

Als ik vanmorgen bij viering van de Eerste Heilige Communie ben – deze mooi vormgegeven plechtige gebeurtenis, in een volle Bonifatiuskerk in Leeuwarden – reis ik bij de aanblik van die stoet prachtig geklede achtjarigen plots terug naar Leimuiden, naar de Sint Jan de Doper, waar ik in mei 1981 zelf de voor de eerste keer van het Heilig Brood mocht ik eten en werd “aangenomen”, zoals het van oudsher heette.

Ik weet nog hoe mijn bruine ribfluwelen broek en het bijpassende giletje ruiken en aanvoelen. Speciaal voor deze gelegenheid samen met een wit overhemd en een zacht fluwelen strikje in een speciaalzaak te Leiden gekocht. Klaar voor het grote feest.

We hebben allemaal een crêpepapieren bloem bij ons. Die van mij is grotendeels door mijn moeder vervaardigd in de pauselijke kleuren geel en wit. “Zeg maar tegen pastoor Harding dat het een waterlelie is als hij vraagt welke soort bloem het voorstelt”, heeft ze me op het hart gedrukt.

Naar voren lopend zingen we “Als je naar voren gaat en alle kaarsje branden, dan draag je brood en wijn en bloemen in je handen”. De melodie zingt vierenveertig jaar later nog loepzuiver door mijn hoofd, terwijl ik iets wegslik dat op heimwee lijkt, die wonderlijke mengvorm van verdriet en geluk.

Kijk ze gewichtig kijken, mijn ouders. Want voor hen is het minstens zo’n belangrijk moment als voor mij. Dat gewicht voel ik op mijn schouders. Hun zoon, hun lang verwachte kind, mag nu in het middelpunt van de gemeenschap staan. Hij hoort er bij. En daarmee lijkt ook hun bestaan als ouders als het ware te worden bevestigd.

Een bijschrift dat boekdelen spreekt

De eerste hostie smaakt bijzonder en blijft aan mijn verhemelte plakken. Met mijn tong worstel ik om Onze Lieve Heer los te krijgen. En of het nou echt voelt alsof Jezus nu in mij is, weet ik niet. Maar er is wel een soort glans, een soort gonzen in mijn hoofd en lijf. En het lied dat we zingen met het kinderkoor past naadloos bij deze stemming. “Het brood dat je breekt, de beker vol wijn is overvol geheim”.

Na afloop gaan we naar huis waar de woonkamer vol zit. Mijn moeder heeft voor de gelegenheid een enorme koffiezetapparaat geleend, en we hebben taart. Aan de gevel wappert een vlag met de pauselijke wimpel. Verre en nabije familieden, buren en vrienden feliciteren me omdat ik ben “angenomen”. Van oudoom Bruine Bertus en oudtante Annie krijg ik een communieservies. Daar moeten ze een hele reis voor hebben gemaakt fluistert men door de kamer, want zoiets verkoopt niemand in het dorp, zelfs vrouw Vlasman niet.

Als de eerste drankflessen open gaan en opa voor deze bijzondere gelegenheid een grote Agio Gouden Oogst opsteekt, sluip ik naar buiten. De zon schijnt. Onder de wapperende vlag ga ik in het grind zitten en voel ik hoe deze ochtend naresoneert. Niet wetend maar ergens toch vermoedend dat dit moment, en deze geraaktheid en verwondering bij me zullen blijven tot in lengte van dagen.

Het bord van Bruine Bertus heb ik nog

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *