
Als iemand vroeger tegen je had gezegd dat je ooit in het Cambuurstadion zou zitten om de Leeuwarder volksploeg aan te moedigen – op Palmzondag nog wel – zou je hem voor gek hebben verklaard.
Toch zat je er, afgelopen zondag, met je elfjarige zoon, in het afgeladen nieuwe stadion. “Kom op, spelen!!!” riepen begeesterde fans achter je met schorre stemmen om de aanvankelijk op achterstand geraakte ploeg aan te moedigen.
En ook jij zong na elke goal luidkeels mee met “We hebben een woanskip” (al blijft het eigenaardig om in gezang over een ark uit te barsten als iemand een doelpunt maakt) en “Genot” toen het team na een aarzelend begin uiteindelijk met 3-1 won. Je kreeg er zelfs kippenvel van.
Een paar uur later zat je naar een ander schouwspel te kijken daar je vijftienjarige dochter haar jaarlijkse uitvoering van de podiumschool had. Ze speelde met zoveel overtuiging en voelbaar plezier een recalcitrante puber op een zomerkamp dat je er bijna van schrok.
En dan was er ook nog dat andere schouwspel. Met tientallen anderen, kinderen en volwassenen met houten kruisen, juichte je, wuivend met kleine groene buxustakjes een schertskoning op een stokpaardezel toe. Het hele verhaal wordt deze week weer op allerlei manieren gespeeld. Van die jonge man die brood breekt en dan zelf gebroken wordt tot de dood erop volgt.
En je denkt terug aan deze zelfde “Goede Week”, tientallen jaren geleden. Dat je als tiener elke keer opnieuw vol vuur deel uitmaakte van dat grote heilige spel. Als misdienaar, met wierook, wijwater, kaarsen, vuur, bellen en ratels, kannen en boeken, kruiken en doeken hielp je de priester het wonder te voltrekken. Je deed volop mee in het spel. Een spel dat groter werd dan werkelijkheid.
Als katholieke jongen is de liturgie voor jou altijd een betere versie van de werkelijkheid gebleven. En zeker in deze uitzonderlijke week voor Pasen. Zoals voor anderen – zelfs politici van bedenkelijk allooi – de Mattheus Passion een jaarlijks moment van inkeer is, of van verlangen om boven zichzelf en het gedoe uit te stijgen. Naar waar het echt om gaat. Dat wat je veel beter kunt zingen en spelen dan uitleggen. Omdat het niet te bevatten is.
Is dat trouwens niet de kern van elk spel? Of het nou voetbal, toneel of godsdienst is: je maakt deel uit van een groter geheel, je beleeft de tijd anders en intenser, je neemt het samen spelen bloedserieus. Nergens kun je méér bij betrokkenen zijn. Vraag het maar aan een kind, of aan het kind in jezelf.
En het gaat er niet dan niet eens om of het verhaal dat je speelt “waar gebeurd” is. Het gaat erom dat het nú gebeurt. Nu, en hier is het échter dan echt. En dat voel je als je speelt. Het spel tilt je boven het alledaagse uit, rechtstreeks naar de kern van het bestaan. Verlangen naar leven dat sterker is dan dood, naar licht dat terug komt. Euforie, lijden, hartstocht. Passie.
Dat is zeker heel persoonlijk, zoals je iets beleefd, wat spel betreft! Soms, ja soms moet ook niet proberen om het te bevatten, maar meegaan, genieten in het doel! Overal pik je wat op. Maar wat echt mooi is, dat je geniet van jullue kinderen en meegat, in hun enthousiasme Liefs Corry 😘