Stil Nu Maar; De Vierde Kaars

“Maria die zeide ik ben d’r zo moe, laat ons een weinig rusten. Laat ons een weinig verdergaan, aan een huizeken zullen wij rusten”.

Ze “loopt op alle dagen”, met de dromerigheid die erbij hoort. Je ziet het aan haar ogen. De tijd is vol, en ze verlangt ernaar zich terug te trekken om haar kind ter wereld te brengen.

Ga er maar aanstaan, daar middenin die enorme drukte vanwege de volkstelling in Bethlehem, in een wereld op drift.

Zie deze Advent als een innerlijke zwangerschap. Jouw innerlijke kind wil aan het licht komen. En dan is het niet zo gek dat ook jij moe bent van alle onrust en onzekerheid, en dat de veelheid om je heen je overprikkelt.

Massa’s lichtjes en lampen, kerstmuziek schalt uit alle hoeken en gaten. Glazen huizen, meezingfestijnen. Foute-truien-competities en overvolle supermarkten. Oogverblindend, oorverdovend, overstelpend.

De wereld tolt voor je ogen en je bent zo blij dat je een plekje hebt gevonden. Een stalletje vanbinnen, waar het veilig ruikt naar stro en dieren.

Met de deur sluit je de gekte achter je buiten. En in het donker, slechts bij het licht van vier kaarsen, wordt het stil. Niet praten alsjeblieft. Je voelt het kindje bewegen in je binnenste. Je neuriet het mooiste lied, de zachtste melodie.

In de Advent, de vier weken voor kerst, wordt elke week een extra kaars aangestoken. Symbool voor het groeiende levende licht, vooruitwijzend naar de geboorte van het kind met Kerstmis. Bij het licht van die vier kaarsen mijmer ik er schrijvend over.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *