De Nachtschuit

Het magische moment dat de zes groene straatlantaarns van de Oosterweg beginnen te branden. Je mag na het eten nog even naar buiten, die eerste week dat de klok naar de wintertijd is overgezet. Herfstgeur, iets van schimmel en vochtige bladeren, hangt in de nog lauwe lucht als de zon ondergaat.

Dat verzetten van de klok in het weekend is al een gebeurtenis van formaat geweest, daar je vader er de hele zaterdag mee doende was. Hij begon er al in de ochtend mee, zelfs voordat de SRV-man kwam.

Eerst had hij zijn eigen wekker verzet, die om één of andere reden standaard een half uur min vijf minuten voor stond. Daarna de andere wekkers en klokken in huis, en tenslotte, tegen de avond, zijn zondagse klokkie én zijn werkhorloge. Een nadrukkelijke markering van de overgang naar een nieuw seizoen. “We gaan de Nachtschuit in”, klonk het onheilspellend.

Je kijkt vol ontzag naar de dikke spinnen en langpootmuggen die tegen het matglas van de  lantaarnpalen trillend bewegen. Mistflarden drijven uit het land van Van Beijeren de straat op en vertroebelen je zicht, terwijl gefluister in de struiken hangt en een egeltje hoog op de poten de weg oversteekt, en in het donkere struweel aan de overkant verdwijnt.

Helemaal indrukwekkend zijn de vleermuizen die je voor het eerst gewaar wordt. Hun hoge – ultrasone – gepiep dat de oren van je ouders en andere volwassenen allang niet meer kunnen horen. Ze scheren over je hoofd – soms zie je ze in een flits – tussen de lantaarnpalen als boodschappers van een andere wereld. Een wereld waarvan je geen weet had als je na het eten niet naar buiten zou mogen.

Met tegenzin, maar ook een beetje opgelucht ga je weer mee naar binnen als je vader je komt halen. “Ben je nou koud genoeg?” vraagt hij. Nog een glas warme melk, en dan naar bed. De groene gordijnen met kabouters en paddestoelen veilig dicht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *