Het Vierde Uur

Rokus heeft net zorgvuldig zijn nieuwe fiets, met lage instap, uit het schuurtje gehaald als hij weer diezelfde geur gewaar wordt. Peinzend wrijft hij over zijn kalende schedel. Op weg naar het vrijwilligerswerk in de bibliotheek waarin hij sinds zijn pensionering zin zoekt, loopt hij bijna systematisch het reukarchief in zijn brein langs.

Leek het op nootmuskaat, of koriander? Appel, of kaneel misschien? Een vleugje munt? Of was het wat dierlijker, als kattenpis, of vers zweet? Hij voelt in ieder geval  dat zijn stramme lijf erop reageert met een mengeling van angstige spanning en opgetogenheid. Alsof een zwerm kevers – oranje kevers zijn het, geen idee waarom  – in zijn buik de horlepiep dansen.

Het overkomt hem wel vaker de laatste weken, dat spookgeuren zijn stemming kapen. Uit het niets hangt er een gematteerde sigarenlucht in de voorkamer, alsof hij bij opa op schoot zit. In zijn handpalmen voelt hij het oppervlak van diens geribbelde manchester broek (mesisterse broek, zegt mamma). Die voelt een beetje plakkerig van de gemorste koffie met veel melk en heel veel suiker. Suiker uit de enorme roze glazen suikerpot die dag en nacht  op tafel staat. Straks maakt oma pannenkoeken, en moet hij weer overgeven.

En van de week in het kleedhokje van het zwembad waarin hij baantjes trekt vanwege zijn rug. Hij zou zweren in de zaak van kapper Dekwaaisteniet te staan, al heeft deze al een eeuwigheid geleden plaats gemaakt voor die sportschool. Hij hoort het geroezemoes van de klanten in een bedwelmende geur van De Vergulde Hand Scheerzeep en Tabac Aftershave. Straks gaat hij met pappa mee naar tante Lenie, waar hij zoals elke zaterdag muffe pindarotsjes krijgt bij een kopje te sterke thee waarin olievlekken ronddraaien.

In het portiek van de bibliotheek, achter de beslagen schuifdeuren, stinkt het naar diesel en natte jassen. Hij hangt met zijn hand in een rubberen lus aan het plafond van de bus. Het gejoel van de andere brugklassers overstemt het geronk van de motor, en hij voelt hoofdpijn opkomen, en een wiskundeproefwerk. Mevrouw Knijpers heeft hem streng toegesproken. Hij kan het wel, maar hij vertikt het gewoon.

Rokus vindt zichzelf terug op de eerste verdieping van de bieb, bladerend in een Bosatlas. Hij zoekt Eufraat en Tigris zoals meneer Brokkel van aardrijkskunde hem heeft opgedragen. Naast hem duikt Angelique op. Zij ruikt zoals altijd naar appeltaart en Stimorol, en nog iets anders wat hij niet kan thuisbrengen. Het heeft iets te maken met die oranje kevers.

Of hij vanmiddag meegaat naar het meer.  Verwachtingsvolle glans in haar ogen. Een halve eeuw jonger. In het glas van haar brilletje ziet hij de weerspiegeling van zijn eigen hoofd, zijn grote bos blond piekhaar met gel. De bel gaat. Het vierde uur begint.

Een voorgelezen versie met piano-improvisatie vind je op: 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *