Als ik de grote plastic bak opendoe, komen vertrouwde geuren mij tegemoet. De adem van mijn ouderlijk huis.
In de bak, waartoe de inventaris van mijn moeder, anderhalf jaar na haar overlijden zo ongeveer is geslonken, bevinden zich vooral foto’s, kaarten, brieven en kleine snuisterijen. De meeste daarvan komen mij bekend voor. Maar af en toe zit er ook nog wel een verrassing tussen.
Zo kwam ik vandaag dit tegen. Een relikwie. Een splinter van de doodskist van de heilige Karel van Sint Andries. Na wat googlen kom ik erachter dat het om pater Karel Houben gaat. Een Nederlandse priester uit Munstergeleen op wiens voorspraak meerdere genezingen zijn gemeld.
Pater Karel zou in 1883, toen hij zelf nog leefde, een doodgeboren baby tot leven hebben gewekt. En meer dan honderd jaar na zijn dood heeft hij er voor gezorgd dat zijn dorpsgenoot Dolf Dormans van een levensbedreigende darmkwaal genas. Paus Benedictus XVI heeft hem daarom – na zorgvuldig onderzoek – in 2007 heilig verklaard.
Geen idee hoe ze eraan gekomen is. Maar behalve een reliek van Pater Karel, is dit kleinood misschien nog meer een soort reliek van mijn moeder. Een symbool van de wereld waarin zij leefde. Een belevingswereld waarin je een tastbaar stukje heiligheid kon vasthouden. Waaraan je je in moeilijke tijden kon vastklampen.
Op welke momenten zal moeder Agatha pater Karel erbij hebben gepakt? Toen mijn vader ziek werd? Toen ze zelf voelde dat haar verstandelijke vermogens begonnen te slijten? Hoe dan ook: haar levensverhaal is doorspekt met dit soort dingen. Hoe vanzelfsprekend het was om je leven toe te vertrouwen aan God en aan zijn heiligen en engelen. Vooral vanuit het besef dat je zelf zo verschrikkelijk veel niet in de hand hebt.
Als kind bad ik elke avond in bed: “Engel van God, die mijn bewaarder zijt, aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.”
Daarmee sloot ik de dag af, en kon ik iets van het verantwoordelijkheidsgevoel dat ik als jochie al had, loslaten. Vanuit het veilige gevoel dat er iets en Iemand groter is dan ik, groter dan mijn gepieker. Het gevoel de controle los te kunnen laten. Dat mijn leven niet helemaal van mij is.
Ik ben blij dat niet helemaal vergeten te zijn.