Malse Grassies

Je fietst een stukje en ineens, op een toevallige groenstrook zie je hetzelfde gras. Je zou bijna afstappen om een handje te plukken, zoals je dat veertig jaar geleden tweemaal per dag deed. Voor Floortje.

Als je tussen de middag en aan het einde van de dag uit school komt, en je de avontuurlijke sluiproute onder de dijk volgt, loop je langs dit meest groene en malse lentegras.

De cavia hoort je al aankomen en begint vanuit zijn riante verblijf – je moeder gunt jullie roodwitte huisgenoot een zo ruim mogelijk onderkomen, zelf getimmerd  van een oude kist, met getraliede ramen en deur – luidkeels te piepen. “Kijk toch ‘s, malse grassies!” zeg je tegen hem. En als je ze door de tralies steekt, begint het beestje terstond gulzig te knagen.

’s Morgens, als je vader als eerste beneden is, laat hij hem uit zijn hok. Als een dolle rent en springt hij door de keuken, en hij knaagt hartstochtelijk aan het vloerkleed onder de tafel. Hij zet zich schrap als hij de rand van het kleed met kracht toch gauw zo’n 15 centimeter van de vloer omhoog trekt. Als je moeder en jij de trap afkomen wacht hij, wederom enthousiast piepend bij de deur op jullie entree.

’s Avonds ligt hij urenlang op schoot, in een speciale zak die je moeder van de resten van je oude oranje badstof pyjama heeft gemaakt, terwijl jullie koffie drinken en naar het journaal en Zeg s AAA kijken. Soms, als de ontspanning te lang en te intens wordt, laat hij zijn plas lopen en moeten de zak en je broek in de was. Niemand doet daar moeilijk over, al vermoed je dat je moeder en jij de incontinentie van het beestje voor je vader verzwijgen. Straks mag je hem niet meer op schoot.

Jullie zullen hem uiteindelijk maar zo’n tweeënhalf jaar hebben. Vanaf de koude winterdag waarop je oom Hans hem – piepklein nog – uit de zak van zijn grote leren brommerjas haalt, tot het moment dat de dierenarts in Oude Wetering hem – ongeneeslijk ziek – laat inslapen, genieten jullie met volle teugen alledrie van deze vrolijke huisgenoot.

Tegen de meester van de zesde klas vertel je de ochtend na zijn dood hartstochtelijk huilend over het heengaan van Floortje. Je zult je veertig jaar later nog de gierende uithalen herinneren waarmee je je relaas vertelt, en dat je zicht vertroebeld is door tranen. Zo écht voelen, en zo puur uiten wat er is, daar zul je als volwassene nog wel eens heimwee naar hebben.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *