Als deze honderdjarige tafel kon praten, wat zou hij dan een massa verhalen te vertellen hebben. Tijdens crisisjaren en oorlog, en in de jaren daarna stond hij in het huis van onze bijzondere buurvrouw en haar gezin. Verhalen over haar geestelijke rijkdom en materiele armoede, over haar moed en waardigheid tegen de verdrukking in, moeten nog tussen de nerven van het tafelblad hoorbaar zijn. Hoe zij – afkomstig uit de stad, en dus “import” het in een gemeenschap vol vooroordelen, geheel tegen de geest van de tijd en de dorpse gewoontes in, voor elkaar kreeg om niet alleen haar zoons maar zelfs haar dochter te laten doorleren, normaal gesproken hooguit voorbehouden aan de notabelen van het dorp. Aan deze tafel is een patroon doorbroken en een nieuwe tijd gemarkeerd.
De tafel vertelt hoe buurvrouw later een soort tweede moeder voor mijn moeder Agatha werd. Hoe ze haar liet kennismaken met andere mogelijkheden, talen, dromen, spiritualiteit en échte aandacht. Twee keer in de week ging mijn moeder een uurtje naar haar toe om aan deze tafel thee met kruidnagel te drinken, terwijl een smeulend wierookstokje hun gesprekken met een wolkje mystiek omgaf. Ook enigszins tegen de verdrukking in, want mijn vader kon het allemaal maar niet verkroppen. “Mot je daar nou alweer naartoe?!”, zei hij telkens weer, angstig als hij was voor het onbekende.
Maar Agatha ging toch naar buurvrouw toe, en doorbrak daardoor iets van haar eigen patroon. Dat ze geen slaaf hoefde te zijn van de angsten en rigide meningen van haar man. Ze was zélf iemand. Op een dag is aan deze tafel zelfs besproken, omdat buurvrouw haar intelligentie zág, dat ze misschien de “moedermavo” wel zou kunnen doen. Om Engels te leren en andere dingen die haar wereld zouden vergroten. Helaas ontbrak hiervoor de moed wél en was het patroon van “niks voor ons soort mensen” nog te sterk. “Van boeken lezen word je gek, want in De Veen is iemand gek geworden die zogenaamd ging studeren!” was immers het argument van pa.
Toen buurvrouw was overleden kwam de tafel in het woonkeukentje van mijn ouders te staan. Inmiddels voorzien van een zeil én een tafelkleed, want hij werd intensief gebruikt. ’s Morgens werd er brood op klaar gemaakt, als ik ’s middags uit school kwam, stond de Singer-naaimachine van mijn moeder erop en was ze druk bezig met het maken van nieuwe onderbroeken voor pa uit de bruikbare overblijfselen van een versleten hemd. Er werden aardappelen geschild, we aten er in noodtempo onze avondmaaltijd, en tijdens het Achtuurjouraal werd er de koffie ingeschonken en keken we, met de ellebogen op tafel zwijgend naar de berichten uit de Boze Buitenwereld.
Op maandagavond kwamen tante Ria en ome Gerard vaak langs. Dan kwamen er Tuc-koekjes op tafel. Borrels en biertjes. En een asbak natuurlijk. Wat geurde die sigarenrook heerlijk, en wat probeerde ik mijn bedtijd nog wat uit te stellen om maar niks van de moppen, de roddels en de sterke verhalen te hoeven missen.
Later, toen ik elke vrijdagavond vanuit de priesteropleiding te Voorburg niet wist hoe gauw ik weer naar Leimuiden moest fietsen, was de tafel mijn veilige haven. Gordijnen dicht. Thuis. Tot ik dromen ging dromen die mijn ouders minder konden volgen dan priester worden. Toen ik geleidelijk in verzet kwam tegen de vaste patronen. “Kon je geen leuk katholiek meisje uit Leimuiden krijgen?” klonk hier, als ik vertelde over mijn geliefde uit Rotterdam, Amersfoort of Friesland. “Dat is toch veels te hoog gegrepen!”.
Als tachtiger heeft mijn moeder aan deze tafel haar boek vol herinneringen geschreven, waar ik uit kan putten bij het vertellen van haar levensverhaal, en bij het doorgronden van het mijne. En tijdens hun laatste levensjaren zaten pa en ma vaak met het hoofd op de armen aan deze tafel te dutten en te mijmeren, terwijl de schemering daalde. En zelfs in haar laatste jaar, in het verpleeghuis, heeft ze op dit hout vaak haar moede hoofd neergelegd.
Nu staat de tafel in mijn “kloostercel”, zoals ik mijn atelier in de oude gevangenis van Leeuwarden ervaar. Een plek om te schrijven en te musiceren, te mediteren en verhalen te vertellen. Of om te luisteren naar wat er opklinkt als ik stil durf te zijn. Wat er nog niet of slechts zachtjes is gezegd. Wat op tafel is gekomen, en wat er misschien onder tafel is geveegd. Wat nog verteld moet worden, of waarover we liever zwijgen.
Wat een mooi verhaal weer Piet.
Herkenbaar die angst van de Koekies, mijn moeder was ook zo.
Het mooie schrijven heb je echt van jou moeder geleerd, overgenomen.
Heerlijk , ik ga steeds weer terug in de tijd.
Heb ook het besef, dat jij een rijk en liefdevolle jeugd heb gehad. Heb ik ook gehad hoor, maar ik krijg toch wel het gevoel, als jou zo hoor, dat ik iets gemist hebt.
Ga vooral door met je mooie verhalen.
Een liefdevolle groet van Els.