
Al is deze foto bij een andere gelegenheid gemaakt…..zo moet het er ongeveer hebben uitgezien, die dag in “De Stad”.
Zullen ze het geweten hebben? Dat juist op die dag de proloog van de Tour de France in Leiden plaatsvond. Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Ze hielden allebei niet van wielrennen. Ze hielden sowieso van geen enkele sport. En ze hielden al helemaal niet van mensenmassa’s. En toch liepen we daar, door de stromende regen, terwijl boven ons hoofd het geluid van een helikopter aanzwol en wegstierf, om weer opnieuw aan te zwellen. In de verte de galmende echo’s van het wedstrijdcommentaar dat de overwinning van Jan Raas begeleidde. Alle vezels in mijn lijf zeiden maar één ding: “Weg hier!” En met alle kracht die ik in me had, trok ik mijn vader en moeder mee.
Het was niet voor het eerst dat ik in Leiden was. Hoewel we, als we boodschappen nodig hadden die in Leimuiden niet te koop waren, meestal naar Alphen gingen – wat ook al een heel avontuur was – werd het pas echt bijzonder als we op een zaterdag Leiden bezochten. Dan gingen we naar “De Stad!”. Met bus 111 of 112. Ik mocht bij de chauffeur staan – we kenden ze bijna allemaal, de mannen van Centraal Nederland – en smaakte zelfs een keer het voorrecht mee te mogen helpen met schakelen. We reden door het Lage Land, langs De Veen, De Rip en Oud Aa. Mamma hield haar tas stevig vast. Pappa rook naar veel Fresh Up aftershave en draaide, plechtig kijkend alvast een sjekkie.
In Leiden gingen we naar dezelfde winkels als in Alphen. De V&D, de Zeeman, waar mamma onderbroeken en hemden kocht, en naar de Hema, waar pappa een halve worst at. In de Haarlemmerstraat bezochten we de ambachtelijke poffertjeszaak. Grote klonten smeltende boter en lawines van poedersuiker. Wat waren ze lekker. En wat werd ik er misselijk van. Van het vet en van de zenuwen. Mamma wilde nog even de Hartenbrugkerk in en daarna liepen we naar café Eigenzorg, waar we altijd aan dezelfde tafel in de erker gingen zitten, en waar pappa naar hartelust bier kon bestellen. Als we daarna bij het station op de bus wachtten, moest hij doorgaans vlak voor vertrek nog naarstig op zoek naar een plek om af te wateren, hetgeen de stemming helaas niet ten goed kwam. Meestal regende het.
Maar nu was alles anders. Ik was vijf en moest mijzelf en mijn ouders in veiligheid brengen. Kramp in mijn armen van het trekken. Waar ik bang voor was? Misschien wel voor hun verborgen angsten. Deed het geluid van de helikopter hen soms onbewust denken aan de oorlog uit hun jeugd? Of werden ook zij overweldigd door de drukte? En door de dikwijls uitgesproken overtuiging dat je altijd alert moet zijn omdat “je zo een mes in je rug hebt!” In ieder geval konden ze mij niet echt geruststellen. Ik droom er nog wel eens van als thuis boven Leeuwarden een helikopter naar de Waddeneilanden vertrekt. In zwart wit droom ik dan. En het regent.