Achter de pastorie stond er één. Zo’n grote ton die moerasgas opving. Ik was een jaar of tien en vond het een mysterieus geval. Temeer daar je er niet dichtbij mocht komen. Ik associeerde de ton met donkere tijden en verborgen geschiedenissen. En het had iets te maken met dwaallichten, werd verteld. En dat alles zó dicht bij het kerkhof. Bovendien kwam ik erachter dat het gasstel van de pastoor, waarop hij water kookte voor de thee, op dit moerasgas brandde. De wat loom flakkerende vlammetjes onder de ketel kwamen rechtstreeks uit de diepten van de aarde onder de grote ton. Ik weet niet of ik het me verbeeldde, maar de thee kreeg er in mijn mond een spookachtige smaak van.
Overal in de omgeving schijnen deze brongasinstallaties in gebruik te zijn geweest. Aan het eind van de negentiende eeuw, voordat de elektriciteit zijn intrede deed, werd het moerasgas brandstof voor bescheiden verlichting van huizen en soms ook om te koken. Herenboeren en pastoors, notarissen en dokters waren de eersten die van deze moderne middelen gebruik maakten. Maar toen overal stroom kwam, viel deze wat onbetrouwbare energiebron uit de gratie. Alleen hier en daar, op plaatsen waar niet veel was gemoderniseerd, zoals bij de kerk, bleef het vlammetje branden. En zoals dat gaat: wat eens modern was, werd een curieus reliek uit een duister verleden.
De grote ijzeren tonnen die niet meer werden gebruikt kregen vaak een andere functie. En zo komt het dat “de grote ton” in mijn jeugd nog een andere rol speelde. In de polder waarop wij vanuit ons huisje aan de Oosterweg uitkeken, waren namelijk sinds mensenheugenis twee van dergelijke tonnen in de verte te zien. Op stille ochtenden staken hun bovenkanten als middeleeuwse donjons boven de grondmist uit. Ze waren bedoeld als schuilplaats voor de schapen, maar voor mij waren het geheime hutten, pleisterplaatsen op heroische trektochten die ik op winterse dagen maakte, met een vriendje, of in mijn eentje, als er ijs lag op de polderslootjes, zodat anders onbereikbare verten ineens te belopen waren. In de tonnen at ik de boterhammen op die ik mee had in mijn knapzak. Het rook er naar klei, roest en schapenstront. En naar avontuur. Ontdekkingsreiziger was ik, op amper een kilometer van huis.
Wat een spannende en mooie herinneringen uit je jeugd. En ik, ik geniet ervan en zie in gedachte lopen met je rode koppie! Kom maar op met nog meer verhalen☺
Hoi Piet jongen! Ik vraag me af of je me nog kent. Lang geleden woonde ik in Leimuiden, ging naar de Kleine Wereld naar school. In 1998 verhuisd naar Alphen, waar ik nog steeds woon, getrouwd, en 2 kinderen. Ik herinner mij de school en een markante jongen in mijn klas. Rood haar, apart maar met een visie, breekbaar maar wel overtuigd van Zijn geloof. Een jongen die ook vaak te vinden was op de Bakhuijzenlaan. Volgens mij ook die op het Alba startte…. Samen vele dagen heen en weer gefietst. Heb met veel aandacht jouw website gelezen, oprecht leuke vertelsels…doet me goed om je zo te zien jongen! Hopelijk kruist ons pad nog een keer. Een keer als volwassene het kindzijn weer ophalen. Gegroet, Joris van Dam