“Het zijn nog zulke goeie schoenen, kun jij ze niet aan?” vraagt ma. Ze weet natuurlijk mijn antwoord wel. Maar ze kan zich niet voorstellen dat de grijze sandalen die pa zoveel jaar vooral binnenshuis droeg nu voorgoed ongedragen blijven. Dat de zool versleten is, het goedkope leer gebarsten en de gesp verbogen, valt haar niet op, of ze negeert het. De schoenen maakten lange tijd deel uit van pa zijn zogenaamde “opknap”. Die kun je niet zomaar wegdoen.
Toen hij nog werkte had mijn vader drie verschillende soorten kleren. Zijn doordeweekse werkkleren: een oude broek, soms zelfs een spijkerbroek, of een overall. Met daarbij een geruiten overhemd en een oud ribfluwelen jasje, met gestopte ellebogen. En, totdat hij bijna veertig jaar geleden met roken stopte, in zijn borstzak steevast het pakje shag (halfzware Drum met Mascotte).
Dan was er zijn “zondagse pak”, colbertje, licht overhemd, stropdas en schoenen met gaatjes. Voor de kerk en voor feestjes. Met Fresh Up aftershave en een pakje merksigaretten. Arsenal.
Tussen deze uitersten kunnen we het “opknappak” situeren, of afgekort “opknap”. “Agatha, zal ik m’n opknap alvast maar antrekken?” klonk het door de kamer als er “eenvoudig” bezoek kwam, door de week. En sowieso als het vrijdagavond was. Het werk achter de rug, maar nog niet echt weekend. Dan deed hij een “apenwasje” bij de gootsteen, en trok hij broek, overhemd en trui aan die bij deze specifieke situaties hoorden en die mijn moeder had klaargelegd. Meestal “krijgertjes” of doorgeschoven voormalige zondagse kleren. Zo wist ik dat het vrijdagavond was. Als pa zijn opknappak aantrok, ging ik naar de bibliobus.
Toen ze elf jaar geleden naar de serviceflat verhuisden had pa geen echte werkkleren meer nodig, behalve dan voor de wekelijkse schoonmaak van het huisje, op vrijdagmorgen, waarbij hij de stofdoek hanteerde en ma de stofzuiger. En als hij oud papier en afval wegbracht. Echte zondagse kleren droeg hij ook nauwelijks meer. Het enige wat hij in dit laatste decennium heeft gekocht is het pak voor ons huwelijk. Dat was gelijk “alvast voor in de kist”. En zo geschiedde.
Het grootste deel van de tijd droeg hij de laatste jaren dus zijn “opknap”. En zijn opknapsandalen. Daar sta ik nu mee in mijn handen. Ik zie nog hoe hij ze, een week voordat hij ziek werd (of beter gezegd: toen hij toegaf dat hij ziek was) aantrok om mee te lopen naar de hoofdingang om ons uit te zwaaien. En dat ik ervan schrok hoeveel moeite het hem kostte. Het ging eigenlijk al niet meer, maar hij wilde het. Jonathan reed dan immers altijd mee op opa’s rollator.
Bij de container moet ik even slikken. Ik maak snel nog een foto van ze, voor ik ze aan de vergetelheid prijsgeef.
Ik snap het allemaal.
O Piet wat een mooi waar gebeurd verhaal,zit met tranen in m,n ogen,zo waren deze lieve eenvoudige mensen. Piet en Judith fijne kerstdagen met jullie gezinnetje,en hou de herrinneringen vast liefs van Gerard en Elly baars
Zo herkenbaar allemaal .Zie ze zo voor me.mooi verwoord plet .We wensen jullie fijne dagen met elkaar. Liefs van ons beiden.💕💕
Wat mooi Piet. Ik lees veel herkenbare situaties in jouw verhaal.
Ze mogen dan weg zijn, maar in gedachte zal je ze altijd zien met het ontroerende verhaal erbij. Een warme groet.