Het lukte zowaar gisteravond om ons los te rukken uit de vanzelfsprekendheid. We hadden oppas geregeld voor een afspraak die niet doorging, en zo hadden we ineens een avond voor onszelf. Het werd het Filmhuis, waar “Captain Fantastic” draaide.
Zo’n film die ik me over twintig jaar nog verwacht te herinneren. In elk geval heeft mijn onderbewuste er nogal wat van opgestoken, want ik heb er de hele nacht van gedroomd. Dat ik met mijn eigen kinderen in een groot bos woonde en hen met pijl en boog leerde schieten. En dat we met elkaar zongen bij een kampvuur. En rondtrokken in een verbouwde oude schoolbus.
Niet dat ik mezelf tot dergelijke buitenissigheden in staat acht, maar het weerspiegelt wel een stil en oud verlangen: de wereld omgekeerd. Het loslaten van de zogenaamde norm. Aandurven om het anders te doen.
De hoofdpersoon, Ben, voedt zijn zes kinderen op in een zelfgebouwde en zelfvoorzienende nederzetting in een afgelegen bos. Met bewonderenswaardige discipline leert hij zijn kinderen alles wat hij meent dat ze nodig hebben. Fysieke training, jagen, overleven, maar ook filosofie, talen, exacte wetenschap en literatuur.
Het zijn stuk voor stuk prachtige, eigenzinnige en fascinerende mensen. Ben zelf, en meer nog zijn drie jongens en drie meisjes. Alleen is zijn vrouw Leslie er niet bij. Ze blijkt ver weg in een ziekenhuis te liggen, geestelijk ongeneeslijk ziek. Ze sterft al snel en het verhaal gaat voornamelijk over de verwikkelingen rond haar begrafenis, waar Ben en de kinderen eigenlijk niet welkom zijn. De vader van Leslie geeft Ben en hun levenswijze namelijk de schuld van haar dood.
Ze gaan toch, met hun bus, en die reis zet van alles op zijn kop. Hun eigen veilige leven in het bos wordt verbroken. Vooral de kinderen komen voor het eerst in contact met de buitenwereld. En samen zijn ze een ongemakkelijke verschijning in de keurige rijke omgeving waaruit Leslie is opgegroeid.
Pijnlijke en hilarische momenten wisselen elkaar af. En hoewel het een volstrekt onrealistisch verhaal is, blijft het wel geloofwaardig, vooral door het ontroerend mooie spel van de kinderen, en het ambivalente, in wanhoop en kracht gedoopte personage van Ben, gespeeld door Viggo Mortensen.
Het zijn geen statische personages. De kinderen ontwikkelen zich gaandeweg de film, en ook de rigide lijkende “Captain” zelf wordt omgevormd door de pijnlijke confrontatie met zijn eigen blinde vlekken. En als duidelijk wordt waarom hij deze levenswijze heeft gekozen – uit liefde, uit wanhopig verlangen te helen wat niet geheeld kon worden – krijg je medelijden en respect.
Waarschijnlijk haalt een ander heel andere thema’s uit de film. Ik haal er natuurlijk vooral datgene uit wat aanhaakt bij míjn persoonlijkheid, mijn dromen, mijn angsten, mijn gedachten en gevoelens. Bijvoorbeeld dat er moed voor nodig is om de zuigende werking van de consumptiemaatschappij te weerstaan. Maar ook dat ook de meest krachtige persoonlijkheden kwetsbaar zijn. En dat er pas groei mogelijk is als die kwetsbaarheid gezien mag worden. Dat er altijd een ander perspectief is om naar hetzelfde te kijken. Dat zwart-wit eigenlijk niet bestaat. En dat “zijn” veel wezenlijker is dan “hebben”.
Verder moet je hem gewoon gaan kijken. Een beetje een sterke maag hebben is wel een voordeel. En de bereidheid om het verhaal als een parabel voor je eigen leven te durven zien. Een omgekeerde wereld. Dan heb je een mooie avond die je bijblijft. En, oh ja, de Telegraaf heeft een vernietigende recensie gepubliceerd. Een betere reclame kun je je als maatschappijkritische filmhuisfilm toch niet wensen, lijkt me.