De Man met Twee Rechterhanden, deel 1: Eerste Biecht

20140922_204534

Hier woonde, of nee resideerde hij. Samen met Riet, zijn trouwe huishoudster, de hond Odi en telkens wisselende hulpbehoevende huisgenoten bewoonde hij dit voormalige klooster met een kapel en zes schoollokalen. Hij verbleef niet ergens in een hoekje van het immense gebouw, maar vulde het ook echt, van zolder tot kelder. Met zijn schilderschool, zijn verzameling oude televisies, harmoniums die op restauratie wachtten en de ruime selectie Sinterklaaspakken waar ze de exploitatie van organiseerden (“Sint bestellen, Thomas bellen, wilt U Piet, bel dan Riet”) Eén van de vele eigenschappen van Pastoor Cees Thomas, was dat hij niet gebukt ging onder enig gebrek aan gevoel van eigenwaarde. Hij nam letterlijk en figuurlijk veel plek in. Regelmatig kon je zinnen uit zijn mond horen vloeien die begonnen als: “Men noemt mij….”, waarna er iets ontzagwekkends kwam als “de man met de twee rechterhanden”, “een universeel mens”, “een kunstenaar in pastoorskledij”, “de ongelofelijke Thomas”. En het was nog waar ook. Tenminste, voor mij was het waar. Toen ik veertien was en een identificatiefiguur nodig had. Hij heeft die rol met verve vervuld.

Ik had mezelf in die dagen in het hoofd gehaald dat ik maar eens moest biechten. Zoals bij elke gezonde puber begonnen ook bij mij de hormonen door lijf en leden te gieren met alle fantasieën die daarbij hoorden. Uit de oude vrome boekjes die goedbedoelende parochiële kwezels me gegeven hadden omdat ik te kennen had gegeven priester te willen worden, kon ik opmaken dat die fantasieën me buitengewoon zondig maakten. En dat dé remedie was om mijn zonden te biechten. Iets wat ook in de jaren tachtig nagenoeg geen enkele katholiek meer deed. Mijn ouders keken me dan ook bevreemd aan toen ik aankondigde een zogenaamde “biechtvader” te gaan zoeken. Er woonden twee priesters in ons dorp die daarvoor in aanmerking kwamen. De dienstdoende pastoor Harding, met wie ik als organist veel te maken had, én de voor mij relatief onbekende én intrigerende Thomas, die al met emeritaat was. Ik koos zonder twijfel voor hem. Veertien jaar daarvoor had hij mij overigens gedoopt. En bij zijn bezoekje ter voorbereiding, had hij destijds – zijn zwarte toga vol verfspetters en hondenhaar – over mij, de verse boreling, enthousiast uitgeroepen “Wat een schitterend product!”. En in de vakanties van pastoor Harding, nam Thomas als invaller de Missen voor zijn rekening, waarbij zijn verhalende en humoristische, met stentorstem vanaf de preekstoel gebulderde preken (“Ik heb geen microfoon nodig!”) mij al buitengewoon hadden gefascineerd. Nu belde ik hem bevend op. De eerwaarde heer, inmiddels 78 jaar oud, nam zelf de telefoon aan en leek in geen enkel opzicht verbaasd over mijn vraag. Maar direct komen kon ik niet, want “Ik sta nu in shorts de bomen te snoeien!”.

Blijkbaar had hij tevoren, door zijn vele jaren ervaring als zielenherder, al vermoed over welke thema’s het zou kunnen gaan bij onze ontmoeting. De biecht zelf, in het prachtige, goed verzorgde kloosterkapelletje op de eerste verdieping, was een heerlijke, geruststellende ervaring. Te kunnen zeggen wat op mijn hart lag, en er daarna geen verwijt over te krijgen, maar de zegen en een vaderlijk advies: “seksualiteit is het mooiste geschenk van God: ga er daarom zorgvuldig mee om!”. Fantastisch; ik gun het elke onzekere en twijfelende ziel om zo te worden getroost en te worden teruggegeven aan het leven. In feite zei hij: het is goed zoals je bent, je bent niet voor niks zo gemaakt. Ik denk dat er heden te dage een heleboel mensen snakken naar zo’n geluid. Daarna mocht ik, opgelucht, met de pastoor mee naar de heerlijk volle, rommelige woonkamer, waar Riet koffie met eigengemaakt gebak serveerde en waar Odi kwispelend besloot mijn beste vriend te worden. Vervolgens naar de verduisterde achterkamer, waar de pastoor een diavoorstelling over het ontstaan van het leven voor me had voorbereid. Van de oerknal tot de bevruchting en de geboorte van een kind. Dat ik over deze onderwerpen al jaren van alles wist, omdat de voorlichting op school destijds behoorlijk was voortgeschreden, heb ik maar niet gezegd; ik voelde aan dat hij iets bijzonders voor me deed. En ook dat hij dat deed zonder de onsmakelijke bijbedoelingen die sommige van zijn vakbroeders helaas wel blijken te hebben gehad.

Vanaf die bijzondere zaterdag werd ik kind aan huis bij Pastoor en Riet. Nagenoeg elk vrij moment bracht ik bij hen door en daardoor kreeg ik een inkijkje in hun rijke geschiedenis en hun manier om handen en voeten te geven aan wat voor hen het Evangelie was: “Mensen zijn altijd belangrijker dan wetten!” Zo hebben ze een tijdje een jong stel opgevangen dat, ongetrouwd en ongepland zwanger was geraakt en door hun ouders uit huis gezet. “De genade is iets te vroeg gekomen!” was de milde uitleg van de pastoor over de zwangerschap. Natuurlijk heeft hij er daarna voor gezorgd dat ze trouwden en eerzame burgers werden, maar de basishouding was: “Kom maar hier!” Dichterbij mijn eigen familiegeschiedenis hebben ze ook, nog voor mijn geboorte, een paar jaar een oom van mij in huis gehad, die, aan de drank geraakt, verslaafd en onberekenbaar, niet meer bij zijn ouders – mijn opa en oma – kon wonen. Liefdevol en tegelijkertijd grenzen stellend, hebben ze hem een tijd op het rechte pad weten te houden, tot hij door een noodlottig ongeval (aangereden door iemand onder invloed – hoe ironisch) rond zijn dertigste om het leven kwam. Een oude dorpsgenoot die, te eigenzinnig voor het bejaardenhuis, in zijn eigen kleine huisje dreigde te vervuilen, kreeg, inclusief zijn veestapel (kippen, poes, hond) onderdak bij de pastoor. En dit alles zonder klagen. Integendeel: als je ergens kon lachen, was het bij pastoor Thomas.

Bij zijn aantreden als pastoor in Leimuiden, begin jaren zestig, begon Thomas zijn eerste preek met de legendarische woorden: “Ik weet iets goeds over jullie te vertellen!”. Na alle gemoraliseer en benauwdheid van de decennia daarvoor was dat een verademing. Hoewel hij qua opvattingen over kerk en theologie traditioneel genoemd kon worden, heeft hij door zijn menselijkheid en gastvrijheid, en met oog voor wat er in de samenleving speelde, de kerk van ons dorp vrolijk door de roerige jaren zestig heen gesleept. Waar elders de katholieke kerken werden ontkleed, wist hij het prachtige interieur van de Sint Jan de Doper te behouden voor waardige en zinvolle liturgie. Hij sloeg wel eens door in zijn traditionalisme, en hij heeft met zijn eigengereidheid ook mensen tegen zich in het harnas gejaagd. Maar over het algemeen was hij een echte herder, die rook naar zijn schapen, zoals dat zo mooi heet. Het doet me goed om mijn herinneringen aan hem een plekje te geven. Wordt vervolgd dus!

20140922_204750

6 gedachten over “De Man met Twee Rechterhanden, deel 1: Eerste Biecht

  1. Liesbeth

    Je gunt toch iedereen zo’n pastoor!
    Wat is het afschuwelijk dat zoveel van zijn collega’s een ander verhaal predikten, beleden en praktiseerden. En wat heeft dat veel vernield!
    Weer een prachtig verhaal Piet!

  2. Agnes van der Drift

    Aangespoord door een recente post van mijn tante een paar verhaaltjes van je gelezen. Je lijkt mij een bijzonder mens !! Wat fijn dat je je gedachten deelt met anderen.

  3. Peter Thomas

    Hallo piet,

    Toevallig kwam ik bij je/uw site terecht en kwam ik de stukjes tegen over pastoor Thomas. Deze pastoor was een oom van mijn vader en ik heb wel wat verhalen over hem gehoord (en over riet)maar ik zou graag meer over hem en eventueel verdere familie te weten willen komen…
    Groet,
    Peter thomas

    1. pkoek Bericht auteur

      Dag Peter,

      wat leuk om een familielid van pastoor Thomas online te ontmoeten. Ik heb best veel tijd met je oudoom doorgebracht en kan over hem nog wel e.e.a. vertellen als je dat leuk vindt. Hoe zou je contact willen?

      Groeten,
      Piet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *