Maandelijks archief: juni 2025

Als Je Ziel Wil Zingen

Leimuiden, eind jaren tachtig. Het heeft iets onbehouwens. Zo’n lange roodharige opgeschoten knul die uit volle borst meezingt met alles wat er maar mee te zingen valt. Of hij die dag nu misdienaar is, organist, koorlid of gewoon kerkganger, altijd hoor je zijn stem er bovenuit. Jong, helder, en hard. Tussen de middelbare en oude stemmen, de voorzichtige sopranen, de brommers, de mompelaars en de zwijgers. Ongenuanceerd ook, niet afgestemd op de rest, maar wel van binnenuit.

Sinds ik veertig jaar later weer vaker dan de afgelopen decennia in de kerk kom, wordt die jongen regelmatig opnieuw in mij wakker. En zoals vroeger in mijn jonge ongenuanceerde dagen zing ik mee, minder jong, maar hopelijk nog wel helder, en – naar ik vrees – behoorlijk hard.

Mensen voor me kijken verschrikt om als ik inzet. In katholieke kerken wordt nu eenmaal zelden zo hard meegezongen. Dat is immers voor het koor. En eigenlijk zelfs dat niet meer. Want de meeste koren – die lieve trouwe laatste Mohikanen –  hebben dikwijls ook een gemiddelde leeftijd van ruim boven de tachtig. Dan is de kracht er wel een beetje van af.

Ik heb een paar jaar geleden wel eens een boze medeparochiaan tegenover me gehad die na de Mis tegen me brieste: “Als jij zingt, kunnen wij onze mond wel houden!” Dus hou ik me tegenwoordig een beetje in, zeker als zij in de kerk is. Behalve als het echt niet anders kan. Als het liedje raakt door tekst, melodie of herinnering. Als er tranen dreigen van ontroering of nostalgie. Van iets dat heel dichtbij mijn ziel zit. Als mijn ziel zélf het is die wil zingen, zoals Jan Kortie, de voorman van de Stembevrijding dat zo prachtig zegt.

Zoals vanavond, in de Dominicuskerk in Leeuwarden. Toen we op Vitusdag het lied van het Jubeljaar 2025 zongen. Speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd door Francesco Meneghello uit Padua, en vanuit het Italiaans in alle talen vertaald. Een lied over eenheid en hoop, tegen de verdrukking in. Wat hebben we dat in deze donkere oorlogszuchtige dagen nodig.

En wat een heerlijk lied. Wat een fantastische melodie. Zoet, en vet, en over de top. Als een Italiaanse opera of een Songfestivallied. Vol passie. Opwekking 2.0, maar dan over alle grenzen heen. Een religieuze smartlap in de positiefste zin van het woord. Het is niet voor niks dat de beste nummers van Hazes en Borsato covers zijn uit het Italiaans. Tranentrekkers,  beddingen voor kolkende rivieren van pijn, passie en verlangen.

Een calvinistische medegelovige wist mij aan een borreltafel ooit te melden dat hij mensen die hielden van opwekkingsliederen en smartlappen beide schaarde onder het kopje “emotioneel incontinent”. Nou, dan ben ik dat ook, van ganser harte. Hoor maar eens hier: een vette Amerikaanse versie van dit “Pelgrims van Hoop”. Om de tekst gaat het mij geeneens zozeer. Ik heb me niet afgevraagd of mijn aarzelende geloof al deze vroomheid wel kan omarmen. Maar die melodie. Die lijnen. Die troost. Heerlijk.

Eindelijk Volwassen

Eindelijk volwassen. Dat wil niet zeggen dat je geen puberaal gedrag meer kunt verwachten. Want voor je het weet springt ze van de piano in je nek en begint ze in je haar te bijten.

Maar wel volwassen in de klassieke zin van het woord. Achttien is Miesje namelijk. Achttien jaar loopt dit schepsel met ons mee, achter ons aan, voor ons uit, of gewoon in de weg.

Achttien jaar ‘ s avonds op schoot, en venijnig blazen als je haar even opzij zet om een kopje koffie in te schenken. Of ze keert je verontwaardigd de rug toe en keurt je geen blik meer waardig.

Voor de kinderen was ze er altijd al. Bij Judith en mij was ze al voordat we trouwden. Toen we nog in een flatje woonden, hebben we haar als mager scharminkel van twee maanden oud van een boerderij opgehaald, in ruil voor een appeltaart.

Vandaag vieren we haar achttiende verjaardag. Vanmorgen vraagt ze al vroeg aandacht, alsof ze het weet, en ze poseert koket naast de wereldbol op de piano. Omdat daar haar kleurige vacht het beste uitkomt.

Ze speelt met achtergelaten legostenen, springt op de vensterbank en kijkt argwanend naar buiten. Sinds er een jonge kater naast ons woont die zich Koning waant, is Miesje meestal binnen. Maar ze lijkt er niet onder te lijden.

Het is hier immers haar huis, waarin wij slechts te gast zijn, of haar personeel. Je hebt het er voor over. Voor dat blije gemiauw als je ’s morgens binnenkomt, voor het geknor als ze zich comfortabel nestelt op schoot zodat je weet: ik kan voorlopig geen kant op.

Achttien jaar. Eindelijk volwassen. En nog vele jaren!