Eigenlijk is het verhaal uit de Bijbel al zo krachtig van zichzelf dat je er niks aan toe hoeft te voegen. Maar Rembrandt heeft het in dit schilderij nog veel dichterbij gebracht.
De verloren zoon die niks meer van thuis wilde weten, is naar een ver land gegaan en daar “verkwist hij wat het zijne is in een reddeloos leven”.
En dan voltrekt zich zo’n ontroerend en herkenbaar verhaal van liefdevol ouderschap tegen beter weten in.
Vader staat op de uitkijk als zijn gehavend kind naar huis strompelt. Hij rent hem op zijn oude benen tegemoet, en luistert niet eens naar de gestamelde excuses van zijn zoon. Hij kan niets anders doen dan een groot feest ontketenen.
Zijn kind leek dood, maar is weer tot leven gekomen. En ook hijzelf herleeft. Dit is belangrijker dan alles wat hij bezit, sterker dan elke veroordeling.
Ik had er al een poos niet aan gedacht, maar ineens schoot me dit lied van Paul van Vliet te binnen. De ontroering over het verhaal, het schilderij van Rembrandt en de tekst en muziek van dit lied vermengen zich moeiteloos.
Vorige week op de radio. Aan een wiskundige werd de vraag gesteld waarom snoertjes, slingers en kerstboomlichtjes toch altijd in een onontwarbare knoop raken, ook al heb je ze nog zo netjes opgeborgen. De frustratie van de vragensteller was daarbij voelbaar en herkenbaar.
Het antwoord van de wiskundige verraste me. Niet vanwege de oplossing, die er soms wel degelijk is in de vorm van een haspel, maar vanwege de verklaring van die voortdurende verknopingen: het is de natuurlijke staat van zijn voor snoeren en draadjes. Gooi een touw in een hoek en het wordt een knoop.
Niet orde en netheid zijn dus de maat der dingen, maar rommeligheid en onrust. En dat, zo was ook duidelijk te merken aan de reactie van de vragensteller, zorgt voor een enorme opluchting. “Ik dacht altijd dat het mijn schuld was dat die rotdingen in de knoop raakten”.
Als je aan mijn ouders vroeg wat er toch aan de hand was met Jan, Truus of Gerrit, kreeg je niet te horen wat de precieze diagnose was. Niks over depressie, burn-out, of bipolaire stoornissen. Nee, de meest adequate omschrijving van de situatie was: “die jongen zit met z’n eigen in de knoop!”
Eugene Gendlin, filosoof en psychotherapeut, en voorman van Focusing (de benadering die ik de laatste jaren ook in mijn werk tracht te integreren), heeft het over de “implicit intricacy” van alles. In het kort – en daarmee doe ik hem ook te kort – komt die theorie er als het ware op neer dat de werkelijkheid altijd ingewikkelder en diepzinniger verweven en verknoopt is dan we met onze theorieen, diagnoses, methodes en protocollen kunnen bevatten.
Dat geldt voor ons innerlijk, ons lijf, onze geest, onze relaties en onze samenleving. Alles is meer en anders en groter en dieper dan wij weten. Zoals echt grote wetenschappers ook toegeven: hoe meer we weten, hoe beter we beseffen dat we nog veel meer niet weten. En dat we nooit alles zullen begrijpen en beheersen. En misschien is dat wel niet zo erg. Ik vind het zelfs wel mooi. Een geruststellende gedachte. Streven naar kennis is prima, maar de begrenzing daarvan erkennen is wijsheid.
In de knoop zitten is dus helemaal geen kwestie van schuld. En jezelf niet uit de knoop krijgen is geen kwestie van falen. Dát erkennen is misschien een stap naar hulp vragen aan iemand die jou helpt uit de knoop te komen. Een therapeut, een vriend, een ander met een kleine of grote letter.
Paus Franciscus heeft een bijzondere verering voor “Maria die knopen ontwart”, een schilderij van Johann Schmidtner in Augsburg. Volop symboliek in dat beeld. Om lang en aandachtig naar te kijken. Maar de voornaamste boodschap van het beeld is in mijn ogen dit: als je in de knoop zit, als de knopen in je leven je belemmeren te leven, mag je jezelf toevertrouwen aan een ander, of een Ander, die jou helpen kan als je het zelf even niet meer weet. Dat is geen falen; dat is wijsheid.
Wat vind je van mijn nieuwe telefoon? Je kunt er mee bellen, én je kunt ermee SMS-en, voor wie nog weet wat dat ook alweer was. Elk woord letter voor letter intikken. Geen autofill, geen emoticons, en al helemaal geen avatar.
Er zit een koptelefoonaansluiting, een radio-ontvanger, een alarm en een blikkerige ringtone op. En als je er een geheugenkaartje instopt kun je er filmpjes en fotos mee maken. Met een prehistorisch laag aantal pixels. Je kunt hem opvouwen, en je kunt hem heel gemakkelijk uit zetten. Handig toch?
Maar je kunt er niet mee appen, niet mailen, geen nieuws kijken, geen Wordfeud , geen Buienradar. Geen Parro, geen Magister, geen Facebook en geen LinkedIn. Geen Zoom en geen Shazam, geen Spotify en geen YouTube, geen Rabo-app, geen 9292OV, geen Podcast. Kortom, al die dingen waar je de laatste jaren zo aan gewend, of zelfs verslaafd bent geraakt.
Wat moet een mens nou zonder smartphone bij de bushalte? Vroeger draaide je daar nog snel even een sjekkie, maar ook dat is reeds lang verleden tijd. Nu zou je er maar wat verloren om je heen staan te kijken, terwijl ieder ander als in een zwart gat wordt opgezogen door zijn beeldscherm.
Nu móet je haast wel om je heen kijken naar de voorzichtig ontluikende natuur. En laat dat nou precies de bedoeling zijn van die nieuwe telefoon. Je bent ermee in noodgevallen bereikbaar, en je kunt zelf de meest noodzakelijke contacten leggen. Maar niet meer dan dat.
Veertigdagentijd is dit jaar voor mij de gelegenheid om een poging te doen los te komen van de zuigende werking van de smartphone. Dus mocht je me missen op sociale media, dan weet je hoe het zit. Ik kijk naar buiten.