“Dat je dat niet merkt!” Ik hoor het mezelf tegen Judith zeggen met de woorden van mijn vader. “Heb je dan niet door dat je banden hartstikke zacht zijn, dat fietst toch akelig zwaar!” Ik pomp de banden van haar fiets op en denk aan de wijze lessen van pa.
Van studeren of boeken lezen had hij geen kaas gegeten. En met ingewikkelde levensvragen of liefdesverdriet hoefde ik ook niet bij hem aan te kloppen. Maar hoe je goed voor je fiets zorgt, heeft hij me, naast accordeon spelen, tuinieren en bier drinken, met succes bijgebracht. Ik pluk er nog dagelijks de vruchten van. Al zal ik nooit de snelheid bereiken waarmee hij een lek vond en plakte.
De fietsen waren het grote bezit van mijn ouders. Een auto hebben ze immers nooit gehad. En al reden ze beide ook nog een poosje op een brommer, en gingen ze regelmatig met bus of trein, de fiets heeft altijd zijn prominente plek behouden.
Doordeweekse fietsen hadden ze, en zondagse fietsen. En vooral die laatste werden met alle egards behandeld. Ik zie nog voor me hoe pa met een plechtig gezicht zijn onvervreemdbare taak uitvoerde: de fietsen klaar zetten voor kerkbezoek, een tochtje of een verjaardagsfeestje in een belendend dorp. Banden oppompen, verlichting, rem en bel controleren, zadel op de juiste hoogte.
Helemaal bijzonder was het als hij er in zijn eentje opuit trok, een dagje naar zijn zuster Nel in Hoogmade, uitgezwaaid door mijn moeder alsof hij op expeditie naar de tropen ging.
De banden en de verlichting waren zijn specialiteit. Ingewikkelder werkzaamheden aan remmen of versnelling werden aan fietsenmaker Dolf Wallet uitbesteed. Wat rook het daar trouwens heerlijk naar olie en rubber, in de gang voor de werkplaats als we weer eens een fiets brachten of haalden.
Mijn moeder maakte het allemaal wat minder uit. Ze had het waarschijnlijk niet eens in de gaten als haar banden opgepompt waren. Net zoals ze nooit aan pa kon vertellen of ze voor- of tegenwind had gehad. “Mens, dat voel je toch wel?!” Maar nee. Ik denk dat ma over zo’n overvloed aan energie en kracht beschikte dat ze nog tegen een orkaan in kon trappen zonder te stoppen met zingen.”Ik krijg een heel apart gevoel vanbinnen!” of “Waarheen leidt de weg?”
Tot op hoge leeftijd fietsten ze. Totdat eerst mijn vader er rond zijn tachtigste mee stopte omdat hij te slecht ging zien. Ma trapte nog tot diep in haar tachtiger jaren gestaag in haar eentje door. Tot ze een keer droomde dat ze viel en een heup brak. Toen mocht ik haar fiets, tot opluchting van mijn vader, komen halen. Later in het verpleeghuis, trok ze nog wel eens met de duofiets van wiek. Lekker, de wind door haar haren. Gelukkig nog geen helm verplicht.
Ik heb voor langere afstanden tegenwoordig wel een helm. Ik denk dat pa het daar wel mee eens zou zijn. En ik betrap mezelf er trouwens ook nog steeds op dat ik niet te dicht bij de berm fiets. Ik hoor hem immers zeggen “Kijk uit, daar ken glas legge!” Geen idee waarom daar glas zou liggen, maar toch hou ik voor de zekerheid zijn wijze lessen een beetje in ere.