Ben ik eigenlijk in staat om lijden onder ogen te komen? Er écht naar te kijken? Het te zien, te horen, te voelen, te ruiken en te proeven? Onverdoofd, eerlijk? Het niet weg te stoppen, mooier te maken, met een bloemrijk theologisch, muzikaal of kunstzinnig sausje te overgieten? Met cynisme, of met woorden? Kan ik “erbij blijven”?
Het gestileerde en serene kruisbeeld dat altijd bij mijn ouders aan de wand hing, is, naast het kindje in de kribbe, voor mij het eerste beeld dat ik van Jezus had. Op Goede Vrijdag gingen we er ’s middags om drie uur voor op de knieën, mijn moeder en ik. En als er een vriendje of vriendinnetje bij me speelde, werd ook die betrokken bij het ritueel. Mijn moeders plechtige stem: “Wij aanbidden U Christus, en wij loven U, omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld hebt verlost”
De Kruisweg. In veertien stappen volg je Jezus op zijn weg, van de terdoodveroordeling tot aan de graflegging. Biddend. Er bij zijn. Toeschouwer, of meer nog: deel uitmaken van het verhaal. Maar hoe die spijkers echt voelen? En die doornenkroon? De zweepslagen en het hoongelach?
Kan ik vandaag “bij” het lijden zijn, zonder het op te willen lossen? Zonder ervoor op de vlucht te slaan. En ook zonder me erin onder te dompelen? Durf ik stil te staan bij het lijden van de ander, van de wereld? Naast het bed van de stervende blijven zitten, of kijken in de ogen van de wanhopige? Aanwezig zijn bij het grote of schijnbaar “kleine” leed van de mensen om me heen? Het ermee uithouden?
Maar misschien ook wel: durf ik stil te staan bij mijn eigen pijn en kwetsbaarheid? Of maak ik me groter dan ik me voel, overschreeuw ik mezelf? Of koester ik juist de slachtofferrol? Kan ik mezelf echt onder ogen zien? Durf ik het “niet weten” te aanvaarden? Ben ik bereid me te verzoenen met mijn eigen imperfecties? En daar dan weer kracht uit putten? Me niet groter of kleiner te maken dan ik ben?
Ik zag vandaag, toen ik om drie uur de Kruisweg overwoog, ineens in dat het verhaal eigenlijk vooral een eerlijk verhaal is. Dat Jezus zijn verantwoordelijkheid neemt door het kruis op zich te nemen, maar dat hij ook hulp moet aanvaarden als het kruis te zwaar wordt, als hij struikelt en valt. Hij is niet laf, maar ook geen superheld.
Ik zag dat er mensen zijn die hem helpen dragen en die hem troosten. Dat hij zich láát troosten. En dat hij, hoezeer ook in beslag genomen door die vreselijke tocht, nog oog en oor heeft voor de anderen, voor het leven dat dóórgaat, ook al loopt hij zelf zijn dood tegemoet.
Als Gods verhaal ergens een menselijk gezicht heeft, is het daar. Zijn zoon is net zo kwetsbaar, net zo weerloos als wij. Maar ook krachtig, tegen beter weten in. Zonder het mooier te maken dan het is. Eenzaam en verbonden tegelijk.
Hoezeer ik ook hou van de liturgie, en hoe ik me ook thuis voel bij de oude kerkelijke rituelen, vandaag was het goed om dit verhaal in mijn eentje te overwegen. Om in te zien dat het geen mooi of verheven verhaal is, maar dat het gaat over ons, over jou en mij.