Maandelijks archief: september 2023

Appelmoes

onze appelboom in september 2023

De oogst is indrukwekkend dit jaar. De appelboom in ons stadstuintje schudt dezer dagen zijn enorme goudrenetten af alsof hij ons wil overtuigen van de vitaliteit van de natuur – alle rampen, klimaatverandering en doemscenario’s ten spijt. Al weken eten we ons het schompes aan appeltaart en appelmoes. Als de nu nog kleine boom groter wordt en de komende jaren zo blijft leveren, overweeg ik er cider van te gaan maken.

Er gaat overigens niks boven verse appelmoes. De goudgeelgroene substantie, met een vleugje kaneel en vanille, die zo lekker en vertrouwd ruikt, dat ik onmiddellijk terug ben in het keukentje in Leimuiden waar mijn moeder haar ook dikwijls bereidde zodra ik mijn neus boven de pan houd.

Als de appels in de aanbieding waren, of we kregen ze cadeau van iemand met een boom of een gaard, maakte ma er altijd moes van. Dat had er vooral mee te maken dat ze reeds lang geen appels meer kon kauwen. Het gebit dat ze rond haar tweeëntwintigste jaar al had aangemeten gekregen, had tientallen jaren later zijn beste tijd wel gehad. Hoe ze het voor elkaar heeft gekregen, weet ik niet, maar ze heeft het er tot aan haar dood mee volgehouden. Zo’n kleine zeventig jaar lang.

In de rapportage van de tandarts die in haar laatste  levensjaar het verpleeghuis bezocht stond na een routineinspectie dan ook: “Mevrouw heeft een schoon, maar zeer oud en slecht passend kunstgebit, met beschadigingen en scherpe randen. Mevrouw geeft zelf aan geen klachten te hebben”.

Het is nu nauwelijks meer voorstelbaar dat een tandarts ermee instemt om bij een gezonde tweeëntwintigjarige alle tanden en kiezen te trekken. Maar hij moest wel, overigens met tegenzin. “Het moet van mijn moeder!” zei Agatha. “Wat heb jij een onverstandige moeder!” zei de tandarts. Maar een gebit was nu eenmaal goedkoper dan vullingen en kronen. Echte tanden en kiezen, je kon er maar beter vanaf zijn.

Dus at ze levenslang moes in plaats van appels, en gehakt in plaats van vlees. En pinda’s vermeed ze.  Verder wist ze het ongemak, zoals ook andere kwalen en pijnen, heel goed verborgen te houden. “Mevrouw geeft zelf aan geen klachten te hebben!” Stel je voor.

appelmoes van eigen makelij

Leiden 1978

Al is deze foto bij een andere gelegenheid gemaakt…..zo moet het er ongeveer hebben uitgezien, die dag in “De Stad”.

Zullen ze het geweten hebben? Dat juist op die dag de proloog van de Tour de France in Leiden plaatsvond. Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Ze hielden allebei niet van wielrennen. Ze hielden sowieso van geen enkele sport. En ze hielden al helemaal niet van mensenmassa’s. En toch liepen we daar, door de stromende regen, terwijl boven ons hoofd het geluid van een helikopter aanzwol en wegstierf, om weer opnieuw aan te zwellen. In de verte de galmende echo’s van het wedstrijdcommentaar dat de overwinning van Jan Raas begeleidde. Alle vezels in mijn lijf zeiden maar één ding: “Weg hier!” En met alle kracht die ik in me had, trok ik mijn vader en moeder mee.

Het was niet voor het eerst dat ik in Leiden was. Hoewel we, als we boodschappen nodig hadden die in Leimuiden niet te koop waren, meestal naar Alphen gingen – wat ook al een heel avontuur was – werd het pas echt bijzonder als we op een zaterdag Leiden bezochten. Dan gingen we naar “De Stad!”. Met bus 111 of 112. Ik mocht bij de chauffeur staan – we kenden ze bijna allemaal, de mannen van Centraal Nederland – en smaakte zelfs een keer het voorrecht mee te mogen helpen met schakelen. We reden door het Lage Land, langs De Veen, De Rip en Oud Aa. Mamma hield haar tas stevig vast. Pappa rook naar veel Fresh Up aftershave en draaide, plechtig kijkend alvast een sjekkie.

In Leiden gingen we naar dezelfde winkels als in Alphen. De V&D, de Zeeman, waar mamma onderbroeken en hemden kocht, en naar de Hema, waar pappa een halve worst at. In de Haarlemmerstraat bezochten we de ambachtelijke poffertjeszaak. Grote klonten smeltende boter en lawines van poedersuiker. Wat waren ze lekker. En wat werd ik er misselijk van. Van het vet en van de zenuwen. Mamma wilde nog even de Hartenbrugkerk in en daarna liepen we naar café Eigenzorg, waar we altijd aan dezelfde tafel in de erker gingen zitten, en waar pappa naar hartelust bier kon bestellen. Als we daarna bij het station op de bus wachtten, moest hij doorgaans vlak voor vertrek nog naarstig op zoek naar een plek om af te wateren, hetgeen de stemming helaas niet ten goed kwam. Meestal regende het.

Maar nu was alles anders. Ik was vijf en moest mijzelf en mijn ouders in veiligheid brengen. Kramp in mijn armen van het trekken. Waar ik bang voor was? Misschien wel voor hun verborgen angsten. Deed het geluid van de helikopter hen soms onbewust denken aan de oorlog uit hun jeugd? Of werden ook zij overweldigd door de drukte? En door de dikwijls uitgesproken overtuiging dat je altijd alert moet zijn omdat “je zo een mes in je rug hebt!” In ieder geval konden ze mij niet echt geruststellen. Ik droom er nog wel eens van als thuis boven Leeuwarden een helikopter naar de Waddeneilanden vertrekt. In zwart wit droom ik dan. En het regent.

De Cactuswerper

Zie hier de twee enige overgebleven planten uit mijn ouderlijk huis. Waarschijnlijk decennia geleden cadeau gekregen van mijn oom Gerard die immers cactuskweker is. Destijds nog minuscule exemplaren. Als je ze niet teveel en te vaak water geeft blijven ze langzaam en onverwoestbaar doorgroeien. Een weerbarstige levensvorm. Symbool voor de kracht van de natuur.

Ze hebben zestien jaar geleden de verhuizing van Leimuiden naar de serviceflat in Alphen overleefd, en toen ma uiteindelijk haar kamertje in het verpleeghuis te Leeuwarden betrok, hebben we ze ook daar weer neergezet. In het kleine onderkomen aan de noordoostkant van het huis, waar weinig andere planten overleven, zouden zij haar in haar laatste jaren tenminste nog wél trouw kunnen blijven vergezellen.

Maar enkele weken nadat ze er haar intrek had genomen, werd ik door een geagiteerde medewerkster van het tehuis opgebeld. Of ik alsjeblieft die twee cactussen weg wilde halen. Onmiddellijk! Want die dingen waren levensgevaarlijk!

Wat bleek? Eén van medebewoners van ma had gepoogd mensen – bewoners en medewerkers – aan te vallen met de planten. Zelf nauwelijks anderhalve meter hoog had ze het klaar gespeeld ze van een twee meter hoge kast te halen om ze vervolgens als wapenrusting op haar rollator in stelling te brengen, dreigend eenieder die haar de weg naar buiten versperde ermee te spiezen. Dat deze negentiger het niet bij dreigementen liet, bleek uit het feit dat ze zichzelf al eens een gebroken arm had bezorgd in een poging als een stormram de buitendeur in te slaan.

Het was voor het eerst dat ik cactussen als wapenrusting zag. Sindsdien staan ze op onze slaapkamer, om nachtelijke indringers mee te kunnen verjagen.

Ik vond het trouwens – behalve vermakelijk – ook schokkend om de potentiële agressie van “lieve oudjes” zo tastbaar in beeld te krijgen. En ik snap het ook. Je zal maar gevangen zitten achter met codes afgesloten deuren, terwijl je ervan overtuigd bent nog prima voor jezelf te kunnen zorgen. En er wordt niet echt naar je geluisterd als je dat probeert uit te leggen. Je breipennen en nagelschaartje zijn ook al afgepakt. Dus grijp je naar andere middelen.

Ma zelf is gelukkig nooit agressief geworden. Althans niet met daden. Tot op het laatst had ze zo nu en dan nog wel slimme stekelige opmerkingen, waarmee ze anderen met een glimlach op hun plaats zette. Gelukkig hadden die anderen dat dan meestal niet door. Voor je het weet krijg je een cactus naar je hoofd.

De Beer En De Omslagdoek

Het was op haar 88ste verjaardag, 28 april 2020, dat ma deze beer van mijn kinderen kreeg. Via mij dan, want ik was, vanwege de nog verse coronacrisis, op aanraden van de deskundigen, de enige die haar op die dag bezocht. De kinderen hadden hem ooit van mijn moeder gehad, vanuit haar ruime collectie dieren en poppen en de andere gevonden en aangewaaide voorwerpen die zij betekenis wist te geven.

Maar nu oma er al een tijd over klaagde dat haar bed zo groot en koud was sinds opa er niet meer was, gaven de kleinkinderen hem weer aan haar terug om haar gezelschap te houden. Ze begreep deze fijngevoelige geste van de kinderen ondanks de dementie heel goed en ze was ontroerd blij met “Pietje” zoals ze hem noemde. Hij werd – aangezien zowel mijn vader als ik die naam bij onze geboorte hebben gekregen – blijkbaar onmiddellijk als familie beschouwd. Niet in de laatste plaats om zijn haarkleur, vermoed ik.

Ze had deze beer, die de laatste jaren bij haar is gebleven, ook toen ze een jaar later naar het verpleeghuis verhuisde, in haar armen toen ze stierf. En het was vanzelfsprekend dat hij mee ging in haar graf.

Vandaag, 4 september, is het een jaar geleden dat ze overleed. Ik hield haar hand vast tijdens haar laatste ademtocht. En vandaag bezoek ik haar graf en dat van mijn vader. Afgelopen week heb ik deze bijzondere periode gemarkeerd door nog wat kleren die ik van beide bewaarde toch weg te durven doen. Op twee dingen na.

Ik bewaar mijn vaders pet. En ik bewaar de omslagdoek die mijn moeder op de foto met de beer om heeft. Waar die ooit vandaan is gekomen weet ik niet. Maar hij was er zolang ik me kan herinneren. Of het oorspronkelijk een sjaal is geweest of iets anders, geen idee. En ik denk niet dat ze hem zelf heeft gebreid, want daar hield ze niet zo van. Maar wel heeft ze de knoop erop gezet en het blauwe randje eromheen gehaakt, en weer opnieuw zodra er slijtage optrad.

Hij gaf haar vermoeide schouders, waarop ze meer lasten droeg dan we misschien wisten, warmte en zachtheid. Op kille avonden, en als het leven ingewikkeld en eenzaam werd. En ook deze doek heeft haar, net als de beer, temidden van alle voor haar onbegrijpelijke veranderingen, tot op het laatst vergezeld. Ik koester hem en vertel het verhaal dat erbij hoort. Over Agatha, mijn moeder.