De oogst is indrukwekkend dit jaar. De appelboom in ons stadstuintje schudt dezer dagen zijn enorme goudrenetten af alsof hij ons wil overtuigen van de vitaliteit van de natuur – alle rampen, klimaatverandering en doemscenario’s ten spijt. Al weken eten we ons het schompes aan appeltaart en appelmoes. Als de nu nog kleine boom groter wordt en de komende jaren zo blijft leveren, overweeg ik er cider van te gaan maken.
Er gaat overigens niks boven verse appelmoes. De goudgeelgroene substantie, met een vleugje kaneel en vanille, die zo lekker en vertrouwd ruikt, dat ik onmiddellijk terug ben in het keukentje in Leimuiden waar mijn moeder haar ook dikwijls bereidde zodra ik mijn neus boven de pan houd.
Als de appels in de aanbieding waren, of we kregen ze cadeau van iemand met een boom of een gaard, maakte ma er altijd moes van. Dat had er vooral mee te maken dat ze reeds lang geen appels meer kon kauwen. Het gebit dat ze rond haar tweeëntwintigste jaar al had aangemeten gekregen, had tientallen jaren later zijn beste tijd wel gehad. Hoe ze het voor elkaar heeft gekregen, weet ik niet, maar ze heeft het er tot aan haar dood mee volgehouden. Zo’n kleine zeventig jaar lang.
In de rapportage van de tandarts die in haar laatste levensjaar het verpleeghuis bezocht stond na een routineinspectie dan ook: “Mevrouw heeft een schoon, maar zeer oud en slecht passend kunstgebit, met beschadigingen en scherpe randen. Mevrouw geeft zelf aan geen klachten te hebben”.
Het is nu nauwelijks meer voorstelbaar dat een tandarts ermee instemt om bij een gezonde tweeëntwintigjarige alle tanden en kiezen te trekken. Maar hij moest wel, overigens met tegenzin. “Het moet van mijn moeder!” zei Agatha. “Wat heb jij een onverstandige moeder!” zei de tandarts. Maar een gebit was nu eenmaal goedkoper dan vullingen en kronen. Echte tanden en kiezen, je kon er maar beter vanaf zijn.
Dus at ze levenslang moes in plaats van appels, en gehakt in plaats van vlees. En pinda’s vermeed ze. Verder wist ze het ongemak, zoals ook andere kwalen en pijnen, heel goed verborgen te houden. “Mevrouw geeft zelf aan geen klachten te hebben!” Stel je voor.