Als ik iets met de paplepel ingegeven heb gekregen, is het wel praten. Veel praten. Mijn moeder was er maar wat trots op dat ik met anderhalf jaar – volgens haar – alles al kon zeggen, “ook de moeilijke letter R”. Ik oefende dan ook veel. Door te luisteren en mee te praten. Eerst met mijn moeder, die zo mooi en plechtig verhalen kon vertellen over vroeger. En met opa, die daar nog veel meer van wist.
“Hij kan zo goed met oude mensen praten!” zei mamma later dan ook trots, als ik als achtjarige diepzinnige monologen hield tegen bejaarde streekgenoten, die net als wij naar Alphen of Leiden gingen met de bus. Ik sprak ook met de chauffeur. Over politiek, verkeer, de natuur of theologische kwesties. Mijn moeder vond daarom dat ik best wel eens extra op bezoek kon gaan bij senioren in het dorp. Want met zoiets kon je “eer inleggen”.
Later praatte ik met ooms en tantes, leraren, pastoors, dominees, dokters, ouders van vriendjes, de dames van de bibliobus en met de slager. Onderweg uit school, op verjaardagen, na de Mis, in de winkel of tussen de bedrijven door.
De grote valkuil van al dat praten, is dat je denkt dat je ook echt verstand hebt van de dingen waarover je je uitlaat. En dat je zelf een rotsvast vertrouwen krijgt in de taal. Dat het de basis van je zelfbeeld wordt: als ik er woorden voor heb, dan is het waar. “Ik praat dus ik ben!” Dan heb ik houvast. Snel denken, snel spreken, snel reageren….en voor je het weet, duw je het gesprek een richting in, die je met wat meer rust, geduld en luisteren misschien helemaal niet was ingeslagen. Zo wordt een woord een mening of een oordeel.
Daarom is zwijgen en luisteren ook zo’n uitdaging voor me. Stil worden en luisteren naar wat de ander zegt en verzwijgt? Hoe klinkt de ander, ook als hij niks zegt?
En wat klinkt er eigenlijk in mij? Ook dat durven beluisteren. Wat voel ik eigenlijk vanbinnen? Wat is mijn angst en mijn verlangen? Wat wéét ik in de grond van mijn hart zeker, en wat weet ik helemaal niet? En durf ik dát óók te zeggen: ” Ik weet het niet”? En mijn eigen verhaal – ook over mezelf – zou dat misschien niet ook op een heel andere manier kunnen worden verteld?
Waar twijfel ik over, wat geloof ik, waar vertrouw ik op en wat wil er in mij tot ontplooiing komen? Wat wil er al voorzichtig worden uitgesproken? En waarover kan ik beter mijn mond nog houden?
In deze periode wil ik een serie schrijfsels maken over de ontdekkingstocht naar wat “Vasten” voor mij betekent. Ik wil er wat mee experimenteren. Ik ervaar het niet als een periode van dingen “niet mogen”, maar juist een tijd om aandachtiger stil te staan bij wat er allemaal te ontdekken en te ontvangen valt als je het overbodige weg durft te laten. Misschien wil je wel mee op ontdekkingstocht