“Nazomer ’72, Alles is anders dan anders. Al ons denken en doen is gericht op de toekomst, op het nieuwe jonge leven dat in januari ’73 wordt verwacht”. Twee foto’s op de pagina. Mijn vader Piet, druk bezig met het oogsten van grauwe erwtenbonen in zijn tuintje, en mijn moeder Agatha, gehurkt bij het vogelhuis, met de oude zwarte kat Coby op schoot. Het kon wel eens de enige “zwangere foto” van mijn moeder zijn. Vijftig jaar geleden gemaakt, in hetzelfde seizoen als dat waarin ze kortgeleden stierf.
Ik zie ze voor me, een halve eeuw geleden. De tuin van het boerendaggeldershuisje is zwanger van voldragen leven. Binnen de door mijn vader zorgvuldig geteerde houten omheining heeft het jaar haar zwaartepunt bereikt. Mijn moeder fotografeert hem met hun oude Agfa Click, die nog stamt uit hun huwelijksjaar 1958, terwijl hij in de nazomerzon rustig en zelfverzekerd met behendige handen de bonen afritst. Ze zal met vertedering naar hem hebben gekeken. Hoe hij, met zijn dunner wordende rode haren, doelgericht door het vertrouwde, van oorsprong Veense gewas gaat, zoals hij dat sinds zijn vroege jeugd gewend is. Ze houdt van hem, deze sterke maar ook aandoenlijke man, terwijl ze zijn zoon in haar schoot draagt.
Hij ziet haar, en probeert met zijn slechte ogen ook een kiekje te maken. Zijn vrouw, zijn alles, die neerhurkt onder het vogelhuis dat ze ongetwijfeld zelf heeft gemaakt. Dat ze nu, na ruim veertien jaar huwelijk alsnog zwanger is, is voor hem een onwerkelijk verhaal. Al die jaren van verlangen en vruchtbaarheidsonderzoeken en -behandelingen, en sinds een paar jaar de rust van “nou ja, dan proberen we zonder kinderen gelukkig te zijn”. Het is voor hem, die niet zo van veranderingen houdt, een hele stap. Het betrekkelijk zorgeloze kleine leven dat ze leidden was voor hem eigenlijk groot genoeg. En dan nu, toch, dit wonderlijke, dit ongekende.
De kat op haar schoot zoekt haar nog méér op dan anders. Aan het einde van haar eigen levenslustige leven gekomen, voelde Coby het nieuwe leven aankomen. Zal ze jaloers zijn geweest, of vooral zorgzaam? Ik denk het laatste. Ze zal het aangevoeld hebben, al die jaren, het verdriet en het verlangen. Enkele dagen voor mijn geboorte heeft mijn moeder Coby, die terminaal was, laten inslapen. “Een dier…..O, een dier….daar kun je zóveel van houden!” zei ze zo dikwijls. Zelfs zoveel dat ze het eigenlijk later nooit meer aandurfde om een kat te nemen. Ik denk dat de kat in al die kinderloze jaren een onmisbare troosteres is geweest. En dat haar taak was volbracht toen ik kwam.
Ik gun het mezelf om tijdens deze langgerekte nazomer van 2022 met tederheid en nostalgisch terug te kijken in de vergeelde pagina’s van het oude fotoboek. In januari word ik 50, zo’n tien jaar ouder dan mijn ouders toen waren. Het is soms alsof ik na hun dood dichterbij ze kom dan ik tijdens hun leven was. Alsof zij nu zelf hun verhaal van toen aan me vertellen, zonder de vertroebelingen van het hier-en-nu, de interpretaties achteraf. Ik zie eenvoudige mensen in een eenvoudig leven, in een veilig omheinde tuin, een zelfgeschapen paradijsje. En ik zie er mijn oorsprong, tussen de kat en de erwtenbonen in de najaarszon.