Maandelijks archief: oktober 2022

Alles is Anders dan Anders

“Nazomer ’72, Alles is anders dan anders. Al ons denken en doen is gericht op de toekomst, op het nieuwe jonge leven dat in januari ’73 wordt verwacht”. Twee foto’s op de pagina. Mijn vader Piet, druk bezig met het oogsten van grauwe erwtenbonen in zijn tuintje, en mijn moeder Agatha, gehurkt bij het vogelhuis, met de oude zwarte kat Coby op schoot. Het kon wel eens de enige “zwangere foto” van mijn moeder zijn. Vijftig jaar geleden gemaakt, in hetzelfde seizoen als dat waarin ze kortgeleden stierf.

Ik zie ze voor me, een halve eeuw geleden. De tuin van het boerendaggeldershuisje is zwanger van voldragen leven. Binnen de door mijn vader zorgvuldig geteerde houten omheining heeft het jaar haar zwaartepunt bereikt. Mijn moeder fotografeert hem met hun oude Agfa Click, die nog stamt uit hun huwelijksjaar 1958, terwijl hij in de nazomerzon rustig en zelfverzekerd met behendige handen de bonen afritst. Ze zal met vertedering naar hem hebben gekeken. Hoe hij, met zijn dunner wordende rode haren, doelgericht door het vertrouwde, van oorsprong Veense gewas gaat, zoals hij dat sinds zijn vroege jeugd gewend is. Ze houdt van hem, deze sterke maar ook aandoenlijke man, terwijl ze zijn zoon in haar schoot draagt.

Hij ziet haar, en probeert met zijn slechte ogen ook een kiekje te maken. Zijn vrouw, zijn alles, die neerhurkt onder het vogelhuis dat ze ongetwijfeld zelf heeft gemaakt. Dat ze nu, na ruim veertien jaar huwelijk alsnog zwanger is, is voor hem een onwerkelijk verhaal. Al die jaren van verlangen en vruchtbaarheidsonderzoeken en -behandelingen, en sinds een paar jaar de rust van “nou ja, dan proberen we zonder kinderen gelukkig te zijn”. Het is voor hem, die niet zo van veranderingen houdt, een hele stap. Het betrekkelijk zorgeloze kleine leven dat ze leidden was voor hem eigenlijk groot genoeg. En dan nu, toch, dit wonderlijke, dit ongekende.

De kat op haar schoot zoekt haar nog méér op dan anders. Aan het einde van haar eigen levenslustige leven gekomen, voelde Coby het nieuwe leven aankomen. Zal ze jaloers zijn geweest, of vooral zorgzaam? Ik denk het laatste. Ze zal het aangevoeld hebben, al die jaren, het verdriet en het verlangen. Enkele dagen voor mijn geboorte heeft mijn moeder Coby, die terminaal was, laten inslapen. “Een dier…..O, een dier….daar kun je zóveel van houden!” zei ze zo dikwijls. Zelfs zoveel dat ze het eigenlijk later nooit meer aandurfde om een kat te nemen. Ik denk dat de kat in al die kinderloze jaren een onmisbare troosteres is geweest. En dat haar taak was volbracht toen ik kwam.

Ik gun het mezelf om tijdens deze langgerekte nazomer van 2022 met tederheid en nostalgisch terug te kijken in de vergeelde pagina’s van het oude fotoboek. In januari word ik 50, zo’n tien jaar ouder dan mijn ouders toen waren. Het is soms alsof ik na hun dood dichterbij ze kom dan ik tijdens hun leven was. Alsof zij nu zelf hun verhaal van toen aan me vertellen, zonder de vertroebelingen van het hier-en-nu, de interpretaties achteraf. Ik zie eenvoudige mensen in een eenvoudig leven, in een veilig omheinde tuin, een zelfgeschapen paradijsje. En ik zie er mijn oorsprong, tussen de kat en de erwtenbonen in de najaarszon.

Hoe moet het nou met Tante?

Anderhalve week nadat we mijn moeder na een ingewikkelde periode in haar oude flatje in Alphen aan den Rijn, naar het verpleeghuis in Leeuwarden – bij ons om de hoek – hadden verhuisd, nam ook in de kamer naast haar een nieuwe bewoonster haar intrek. “Kijk eens, daar zit Tante”, zei ma de eerstvolgende keer dat ik bij haar op bezoek kwam, terwijl ze de kleine kordate dame toeknikte. Met een mengeling van genegenheid en bezorgdheid keek ze naar de vrouw die, net zo gedesoriënteerd als zij, haar weg probeerde te vinden in een nieuwe en verwarrende omgeving.

Of ma haar Tante noemde vanwege enige gelijkenis met een ver familielid is mij altijd een raadsel gebleven. Het ging in mijn ogen aanvankelijk dan ook eerder om een functie dan om verwantschap. Tante vervulde de rol van eerste herkenningspunt, temeer daar het verzorgend personeel destijds verplicht achter mondkapjes schuilging. Als twee schelpen aangespoeld op een vreemd strand. Vanaf dag één was het “goedemorgen Tante”, en Tante zei “goedemorgen buurvrouw” terug.

Dat het humeur van Tante soms niet zo denderend was, en haar verzet tegen de “opsluiting” vaak indrukwekkend, weerhield mijn moeder er niet van haar vanaf de eerste kennismaking onvoorwaardelijk tot steun te zijn. Ze hielp Tante – ongevraagd en nauwelijks afgestemd – in en uit haar stoel, gaf haar haar eigen – gebruikte – zakdoekjes, troostte haar als ze verdrietig was, en stelde haar gerust als ze overstuur was.

Soms werd het Tante wel wat teveel, want al die liefdevolle aandacht kon ze – wie weet vanuit welke verdrietige ervaringen in haar vergeten verleden – maar ternauwernood aanvaarden. En dan werd ze met een mooi Fries woord “gremietig”. Maar gelukkig kon ma meestal niet goed verstaan wat haar op zulke momenten werd toegevoegd. Bovendien begint, als de dementie je zo in haar greep heeft, iedere minuut de dag weer opnieuw.

Kort nadat een escalatie was gesust, kon je mijn moeder op haar knieën op de grond voor de stoel van Tante aantreffen, om de schoenen aan haar stramme voeten – die enkele centimeters boven de grond bungelden – te helpen en de veters te strikken. Tante was immers van plan de benen te nemen. En iedere hulp daarbij was welkom. Zover kwam het natuurlijk niet, dankzij de deurvergrendeling, maar meer nog dankzij de liefdevolle afleiding die de dienstdoende verzorgenden boden.

Het was al gauw weer koffietijd, of etenstijd. En op zon- en feestdagen, of als één van beiden dácht dat het een zon- of feestdag was, werd er een advocaatje met slagroom verstrekt. Toen de coronamaatregelen werden versoepeld werd de wereld gelukkig weer groter en vriendelijker. Maar ook toen, tijdens de boottocht over de Friese Meren, of het ritje met de paardentram, bleven ma en Tante trouw naast elkaar zitten. Zoals ze ook samen genoten van een ijsje in de zon, of van het draaiorgel voor de deur.

“Hoe moet het nou met tante?” vroeg ma dan ook dikwijls als ik haar op zondag kwam halen om bij ons thuis koffie te drinken. Ik vertelde ma dat we over een paar uurtjes weer terug waren, en voor Tante stond de televisie aan. Bij ons thuis had ma geen idee over wie ik het had wanneer ik Tante noemde, zoals ze ook niet kon geloven dat ze in Leeuwarden was, en in een “bejaardenhuis” woonde. Maar zodra ik haar terugbracht en we Parkhoven naderden zei ze blij: “Kijk, daar woon ik!” en als we de deur binnenkwamen klonk het liefdevol: “Kijk, daar zit Tante!”

Het schijnt dat ze elkaar ’s avonds, als ze zo rond de klok van acht uur uitgeput naar bed werden gebracht, dikwijls een nachtzoen gaven. Als een stukje veilig thuis voor elkaar. “Welterusten Tante!” “Lekker slapen, buurvrouw!” Toen ma vier weken geleden, na anderhalf jaar in Leeuwarden, vrij plotseling stierf, was dan ook één van mijn eerste gedachten “Hoe moet het nu met Tante?”. Maar toen ik gisteren wat nagezonden post ging ophalen, kreeg ik het antwoord al. Twee weken na mijn moeder, is ook Tante, nét zo plotseling, stilletjes uit het leven weggegleden.