Maandelijks archief: april 2020

Ongesnoeide Wildernis

Het is een hele zoektocht om in deze wildernis nog een mens te ontwaren. De vergelijking met in natuurgebieden gehouden oerrunderen ligt voor de hand.

Ik heb doorgaans al de neiging om een bezoek aan de kapper zo lang mogelijk uit te stellen, maar dit keer is het overmacht, aangezien de kappers vanwege de maatregelen rond het coronavirus nog wel een poosje gesloten zullen blijven.

Vroeger was het anders. Dorpskapper Lou beschikte over een wonderlijke techniek. In mijn beleving bewoog hij constant zijn schaar – ongeveer in hetzelfde razende tempo waarmee hij, al roddelend, zijn mond opende en sloot – waarbij ik min of meer per ongeluk het grootste deel van mijn haar verloor. Bij zijn pensioen kreeg ik al de oude Donald Duckjes uit zijn naar Tabac en Fresh-Up ruikende salon.

Later werd ik jarenlang tot volle tevredenheid geknipt door Jacques, met wie ik de voorliefde voor dorpsverhalen en geschiedenis deelde, maar bij wie ook de variatie qua kapsels beperkt bleef; dat wil zeggen dat we ons hielden aan het basiskapsel: kort en makkelijk. Tevens helemaal passend in het straatje van mijn ouders. Fatsoenlijk en niet aanstootgevend.

Pas toen ik op mijn twintigste de priesteropleiding verlaten had, ben ik mezelf wat meer vrijheid gaan permitteren. Ik kweekte een baard aan en liet de bossages op mijn hoofd ongesnoeid. Wat bij mijn moeder de opmerking ontlokte: “Als je maar niet denkt dat je daar eer mee inlegt!” Ik speelde immers nog wel orgel in de kerk. Daar paste lang haar uiteraard niet bij.

Ik denk nu aan een staartje, of speldjes. Of toch zelf aan de slag met een schaar of een tondeuse. Er schijnen ook allerlei “tutorials” te circuleren. Misschien is een hanenkam nog een idee. Als ik maar een manier vind om mijn haar uit mijn ogen te houden. In dat geval zullen we het zien.

Nu

Nu…zwijgen de bomen, strekken hun takken over wijdse stilte uit

Nu…geurt bosgrond zoet en vult hoofd en hart met zinderend lome herinnering

Nu… wervelen vlinders van een onbestemd witgeel tussen groen dat jonger dan jong

Nu…overstemt de merel voor het eerst het verkeer dat raasde maar trager en trager en minder

Nu… ben ik niets meer en minder passerend getuige van een wereld niets nodig

Nu…heeft het bos genoeg aan zichzelf, het leven ontwaakt, rekt zich uit en ís.

Nu

Als Bloesem In De Nachtvorst

Wat een huisvlijt. Heerlijk om ons in deze vreemde tijden te laten dragen door een traditie. En omdat het komende zondag Palmzondag is hebben de kinderen deze week hun palmpaasstok en zonneradstok gemaakt. En omdat ik op donderdag en vrijdag de thuislessen mag geven, heb ook ik me op het fröbelen, bakken en knutselen gestort. Ik blijk er meer talent voor te hebben dan ik altijd dacht. En het leidt zo heerlijk af van de RIVM-dagkoersen.

Maar behalve afleiding geven deze symbolen ook een diepere boodschap. Want in de palmpaasstok zit het hele verhaal van de Goede Week verstopt. De versieringen en de palmtakken van het grote feest; het juichend binnenhalen van de koning. Tot het kruis waaraan die koning uiteindelijk wordt geslagen, en de haan die waarschuwend kraait. De vergankelijkheid en het nieuwe leven in één groots verband.

Twee jaar geleden lag mijn vader op sterven. Ook toen brak de lente los, en barstte de natuur uit haar voegen, terwijl de oude man langzaam naar het einde toe gleed. Het voelde, hoe paradoxaal ook, als een volkomen natuurlijk en logisch proces. Loslaten en verdriet temidden van nieuw leven en een nieuw voorjaar.

Nu voelt het allemaal een stuk ongemakkelijker. Minder voorspelbaar ook. Want de sterfelijkheid en de vergankelijkheid is nu ineens overal en kan zomaar opduiken. Ik las dat door het coronavirus onze levensverwachting ineens begint te kelderen, terwijl we tot voor kort nog optimistisch waren over het collectief bereiken van honderd jaar en meer. We worden weer even op onze plek gezet. De mens en de mensheid zijn niet onsterfelijk.

Meer dan we gewend zijn moeten we het ineens weer doen met het besef dat dit ene leven net zo kwetsbaar is als appelbloesem in de nachtvorst.

Elke keer staat er als het ware geruststellend in de statistieken dat de meeste overledenen al een onderliggende ziekte hadden. Dit lijkt me alleen geruststellend voor hen die géén onderliggende ziekte hebben, en die ook nog eens niemand kennen of beminnen met zo’n onderliggende kwetsbaarheid. Iedereen met een beetje een sociaal netwerk kent mensen die aan de “verkeerde” kant van de statistiek staan. We hebben het dus te doen met onzekerheid. En met de dreiging dat we los moeten laten.

En toch, of misschien juist daarom hangen er kleurige linten in de palmpaasstok. Omdat het kruis ook op een boom lijkt. Omdat uit lijden ook leven groeit. Omdat het komende Paasfeest daar bij uitstek ook over gaat. Over liefde en verbondenheid dwars door dood, kwetsbaarheid, imperfectie en onzekerheid heen.