Ergens in het archief van mijn moeder, in de hoog opgetaste stapels oude brieven, kaarten en formulieren moeten er nog vele liggen. Kerstkaarten van rond de oorlog, verzonden door oudooms en- tantes, met enkel en alleen de voor ons raadselachtige afkorting “Z.K. en Z.N”, en daaronder slechts de initialen van de afzender. Het zal niet lang meer duren of niemand weet nog dat deze afkortingen staan voor Zalig Kerstfeest en Zalig Nieuwjaar. Vergeetwoorden, zou Frits Spits ze in zijn taalprogramma De Taalstaat noemen. En daar dan nog de afkortingen van. Zodat ook de minder geletterden hun wens konden sturen.
Overigens bestaat er in deze categorie een nog veel curieuzere afkorting, te weten “Z.U.” Dat wil zeggen “Zalig Uiteinde”. Ik heb het wel spottend horen gebruiken om de edele delen van pausen of andere hoogwaardigheidsbekleders aan te duiden (evenals het als het hiervoor geschikte synoniem “heilig voorhangsel”). maar oorspronkelijk wens je elkaar met “Zalig Uiteinde” toe dat je het einde van het jaar met een schoon geweten kunt beleven, en dat dit ook zo mag zijn bij het einde van je leven. Dat je veilig mag oversteken naar de overkant.
Waar de hedendaagse voorgedrukte kerstkaarten ons vrolijkheid, gezelligheid en eventueel geluk wensen, is de rooms-katholieke uitdrukking “Zalig” uit ons collectieve taalgebruik verdwenen. Protestanten moesten er toch al niks van hebben, want “niks of niemand is zalig dan God zelf”. En als ik per ongeluk (of stiekem een beetje provocerend) tegen een oudere gereformeerde broeder of zuster “Zalig Kerstfeest” zeg, lokt dat dan ook nogal eens ongemakkelijke blikken uit. Oudere katholieken wensen het elkaar nog wel, na de nachtmis. Maar in de rest van de samenleving is het woord Zalig tijdens de Kerst hooguit voorbehouden voor een culinaire heerlijkheid.
Met het verdwijnen van de traditionele religie uit de samenleving, verdwijnen de oude betekenisdragende woorden. Door adjectieven “vrolijk” en “flitsend” begeleid, wordt Kerstmis vooral een neonverlicht consumptiefeest. En dat er van Advent en Kerst ook iets als verstilling, persoonlijke groei en maatschappelijke betrokkenheid zou kunnen uitgaan, is daar nogal oncomfortabel mee in tegenspraak. Laat staan dat we nog iets kunnen met de geheimtaal waarin God geboren wordt in een kind, om de wereld te gaan omvormen.
Ook in mijn leven is het geloof, althans de vorm van “poppenkast” die de Rooms-Katholieke Kerk is, enigszins naar de achtergrond verdwenen. Om Gerard Reve vrij aan te halen: degenen die in Nederland de rol van Jan Klaassen in deze poppenkast spelen (bisschoppen en andere ambtsdragers) spelen hun rol helaas nogal kleurloos en weinig aansprekend. De poppen zijn versleten, en de gordijnen mogen van mij wel even dicht blijven. En ik gun mezelf na veertig jaar kerkelijke activiteiten – vanaf mijn vijfde, toen ik “Klein Klein Jezuken” voorzong in de Kerstnachtmis heb ik nagenoeg altijd muzikale of andere rollen vervuld in de eredienst – die afstand van harte. Een soort “sabbatical” waarvan ik niet weet hoe lang die duurt.
Maar mét Herman Finkers geloof ik wel dat we uiteindelijk “poppenkast” nodig hebben om datgene waar het echt om gaat te kunnen benaderen. Religie, kunst en muziek verwijzen door naar een diepere gedroomde en verlangde werkelijkheid. Waar ook ik niet zonder kan. Dus ik doe de poppenkast niet de deur uit (al hou ik de gordijntjes nog even dicht), evenmin als de oude kerststal en het kruisbeeld. En ik wens jullie van harte Z.K. Z.U. en Z.N.