Maandelijks archief: december 2018

Compassiesoep

Heb je ook zoveel nieuwe en bijzondere dingen geproefd tijdens het diner op Eerste Kerstdag? Ik wel. Met veel zorg en passie klaargemaakte gerechten. We hadden de taken verdeeld in de familie en iedereen zorgde voor een uitgelezen gang. We hebben van elkaars kookkunst en gastvrijheid kunnen genieten. Bijpassende wijnen en gesprekken. Fijn.

Maar het meest bijzondere en nieuwe gerecht dat ik proefde, at ik op Tweede Kerstdag en wel op een onverwacht moment en op een onverwachte plaats. Wij zijn namelijk na het diner bij mijn schoonzus en zwager in Oegstgeest blijven logeren. En de volgende dag wilde mijn dochter er wel even uit. Rond het middaguur, op deze wat grauwe kille dag. Mét haar skateboard én met mij. Eindelijk even één-op-één aandacht van papa, na al die volwassen gesprekken van gisteravond.

Ongemerkt waren we al een hele poos op weg. Naderden zelfs Leiden al. Vera kreeg het koud. En ik beloofde haar om straks samen wat warms te eten bij het station. Een tosti of misschien stiekem een patatje. We begonnen ons er hardop op te verheugen, toen ik tot de treurige ontdekking kwam dat mijn portemonnee nog in de logeerkamer lag. Schoorvoetend vertelde ik het Vera, die haar teleurstelling dapper weg slikte.

Toch nog even bij het station gaan kijken dan. Treinen en vooral mensen bestuderen. En ze legde haar ijzige handen in de mijne. Bij het station aangekomen, wroette ik nog eenmaal schijnbaar onverschillig in mijn binnenzak en vond tot mijn verbazing een euro. Nog bedoeld voor de collecte tijdens een kerkbezoek dat ik besloten had maar over te slaan, of zoiets. We kochten twee harde broodjes die voor vijftig cent per stuk in de aanbieding waren. We hadden het dan nog wel koud maar in ieder geval hoefden we niet met een lege maag aan de terugreis te beginnen.

Maar daar, op het stationsplein, vlak voordat we onze tanden in het kale koude broodje zetten, kwamen ons twee engelen tegemoet. Twee meisjes met lange rokken en lange haren. Met een vriendelijke en open glimlach, én met gratis soep. Linzen of pompoen. Veelbelovend sloeg de geurige damp ervan af.

“Compassiesoep!” , zeiden ze. “Voor jullie en voor iedereen die wel wat warmte kan gebruiken!”

En tussen de zwervers, en andere in het leven en in deze verwarde tijd verdwaalde reizigers, genoten we dankbaar van dit heerlijke kerstmaal. En we kregen nog een tweede beker ook.

Opknapsandalen

“Het zijn nog zulke goeie schoenen, kun jij ze niet aan?” vraagt ma. Ze weet natuurlijk mijn antwoord wel. Maar ze kan zich niet voorstellen dat de grijze sandalen die pa zoveel jaar vooral binnenshuis droeg nu voorgoed ongedragen blijven. Dat de zool versleten is, het goedkope leer gebarsten en de gesp verbogen, valt haar niet op, of ze negeert het. De schoenen maakten lange tijd deel uit van pa zijn zogenaamde “opknap”. Die kun je niet zomaar wegdoen.

Toen hij nog werkte had mijn vader drie verschillende soorten kleren. Zijn doordeweekse werkkleren: een oude broek, soms zelfs een spijkerbroek, of een overall. Met daarbij een geruiten overhemd en een oud ribfluwelen jasje, met gestopte ellebogen. En, totdat hij bijna veertig jaar geleden met roken stopte, in zijn borstzak steevast het pakje shag (halfzware Drum met Mascotte).

Dan was er zijn “zondagse pak”, colbertje, licht overhemd, stropdas en schoenen met gaatjes. Voor de kerk en voor feestjes. Met Fresh Up aftershave en een pakje merksigaretten. Arsenal.

Tussen deze uitersten kunnen we het “opknappak” situeren, of afgekort “opknap”. “Agatha, zal ik m’n opknap alvast maar antrekken?” klonk het door de kamer als er “eenvoudig” bezoek kwam, door de week. En sowieso als het vrijdagavond was. Het werk achter de rug, maar nog niet echt weekend. Dan deed hij een “apenwasje” bij de gootsteen, en trok hij broek, overhemd en trui aan die bij deze specifieke situaties hoorden en die mijn moeder had klaargelegd. Meestal “krijgertjes” of doorgeschoven voormalige zondagse kleren. Zo wist ik dat het vrijdagavond was. Als pa zijn opknappak aantrok, ging ik naar de bibliobus.

Toen ze elf jaar geleden naar de serviceflat verhuisden had pa geen echte werkkleren meer nodig, behalve dan voor de wekelijkse schoonmaak van het huisje, op vrijdagmorgen, waarbij hij de stofdoek hanteerde en ma de stofzuiger. En als hij oud papier en afval wegbracht. Echte zondagse kleren droeg hij ook nauwelijks meer. Het enige wat hij in dit laatste decennium heeft gekocht is het pak voor ons huwelijk. Dat was gelijk “alvast voor in de kist”. En zo geschiedde.

Het grootste deel van de tijd droeg hij de laatste jaren dus zijn “opknap”. En zijn opknapsandalen. Daar sta ik nu mee in mijn handen. Ik zie nog hoe hij ze, een week voordat hij ziek werd (of beter gezegd: toen hij toegaf dat hij ziek was) aantrok om mee te lopen naar de hoofdingang om ons uit te zwaaien. En dat ik ervan schrok hoeveel moeite het hem kostte. Het ging eigenlijk al niet meer, maar hij wilde het. Jonathan reed dan immers altijd mee op opa’s rollator.

Bij de container moet ik even slikken. Ik maak snel nog een foto van ze, voor ik ze aan de vergetelheid prijsgeef.

Bij Het Vallen Van De Avond

“He’ll Have To Go” zingt Jim Reeves als we de afslag Purmerend-Noord passeren. En later, bij de Coentunnel, als het verkeer even vastloopt, heeft Aznavour het over de oude manier van dansen. “Wat is dat prachtig, al die lichtjes en de muziek. Dat is nostalgie!” zegt ma bij het horen van de vertrouwde klanken. Nooit verstaan en altijd begrepen. En even later: “Vroeger dansten we altijd, dansen is leven”.

We zijn van Leeuwarden, waar we, voor het eerst zonder pa, Sinterklaas hebben gevierd, weer op de terugweg naar Alphen. Het is een mooie dag geweest, maar toch. Kleiner lijkt ze, zonder hem. Minder aanwezig. Ik besef hoe hij, alleen maar door er te zijn, haar zelfvertrouwen ondersteunde. Door om elkaar te lachen en op elkaar te mopperen waren ze het fundament van elkaars bestaan.

“Ik begrijp het niet. Hij was altijd kerngezond, maar ineens was het over. Ik zie hem nog vallen. Hij werd het huis uit gedragen, zwaaide nog even en ik heb hem nooit meer gezien”, zegt ze als we Schiphol naderen.

Deze versie, die ze vaker vertelt, is niet echt hetzelfde als de objectieve werkelijkheid. Want van een val weet verder niemand iets. En voordat hij naar het ziekenhuis moest, was pa eerst thuis drie weken ziek. Daarna heeft ma nog exact 49 lange middagen naast zijn bed gezeten in het hospice. Ze hebben er hun zestigjarig huwelijk nog gevierd, drie dagen voordat hij zijn ogen sloot.

Maar blijkbaar komt háár versie het meeste overeen met hoe het voelde. Dat hij, haar sterke man, zijn kracht verloor, maakte die drie maanden tobben tot één allesbepalende val.

Als ik met haar bij de serviceflat aankom, zo’n tien uur nadat ik haar vanmorgen heb opgehaald, zit het ontvangstcomité alweer klaar in de centrale hal. Het vaste groepje van lotgenoten die elkaar bij het vallen van de avond opzoeken om de eenzame nacht te kunnen verslaan. “Zo, ben je weer boven water meissie? Hebbie een mooie dag gehad? Kommie straks nog effe beneden als je zoon weg is?”

Als ik weer naar Leeuwarden rijd, probeer ik haar nog even te bellen, maar ze neemt niet op. Blijkbaar heeft ze zich bij het clubje beneden gevoegd. Inmiddels is het gaan regenen. “En de ruitenwissers zwiepten dapper heen en weer” herinner ik me uit een liedje….