Misschien is het tijd om even een misverstand uit de weg te ruimen. Ik rij de laatste tijd best vaak naar mijn ouders. Dat mijn aanwezigheid in deze fase van hun leven meer en intensiever nodig is, is begrijpelijk. En dat dat voor mij en mijn gezin soms vermoeiend en pittig is, is óók waar. Ik kan immers maar op één plek tegelijk zijn. En dat wringt wel eens. Maar één ding moet me van het hart: dat ik best een eind moet rijden, vind ik niet erg!
Want wat hoor ik toch vaak “Het is toch zo erg dat je zo ver weg woont!” En “Het is elke keer weer zo’n eind rijden”. Of mensen zeggen (net iets te hard, zodat ik het ook wel moet horen) tegen mijn ouders: “Je zoon had wel dichterbij mogen gaan wonen”. Of “Moet hij nou wéér hélemáál uit Fríesland komen”. Zo houden we het misverstand in stand. Waardoor mijn ouders zich bezwaard voelen om een beroep op me te doen, en waardoor mijn eigen sluimerende schuldgevoel ook nog aangewakkerd wordt.
De wegen tussen Leeuwarden en Alphen zijn uitstekend, mijn fijne auto rijdt als een zonnetje. En ik vind het helemaal niet erg om achter het stuur te zitten. Natuurlijk schaam ik me soms voor die dertigduizend kilometer in een jaar. Want ik belast de natuur er wél mee. Maar het autorijden zelf: heerlijk. Een soort “guilty pleasure”. Want wat geniet ik elke keer van het voorbijsuizende landschap. En vooral elke keer van de Afsluitdijk. Bij het monument of op Breezanddijk even de auto uit. Zeelucht ruiken. Ruimte proeven. Die nacht in juli, toen ik vanaf het onweer boven het IJsselmeer zag ontstaan. Magische momenten.
En wat een prachtige luisterboeken heb ik de afgelopen jaren in de auto tot me genomen. “Caesarion” van Tommy Wieringa, meesterlijk voorgelezen door de schrijver zelf. En “De IJsmakers” van Ernest van der Kwast. “Zomerhuis met Zwembad” door Herman Koch, inclusief zijn subtiele ironische stembuigingen. De prachtige, boeiende en informatieve radioprogramma’s. Over geschiedenis, natuur, politiek, kunst . En alle tijd voor het hele verhaal. Los van de flitsende beeldcultuur. Onthaasten op de snelweg.
En dan de muziek. Beth Hart met “Leave The Light On” tot tranen toe. Frank Boeijen, Bach en Gregoriaans. Zonder publiek meezingen, achter de ruitenwissers die mijn reizende stolp beschermen. En mijn eigen fantasie en gedachten. Soms spreek ik ze in op de voicerecorder. Om ze later uit te schrijven. Soms zijn ze er alléén op dat moment. Ze ontstaan bij de gloed van de dashboardverlichting, het ritmisch tikken van de richtingaanwijzer. Mijn wereld op wielen. Waarin ik even afstand neem van wat ik meemaak. Waarmee ik pelgrimeer van het ene deel van mijn bestaan naar het andere. Niemandsland. Onderweg. Mezelf zijn.
En natuurlijk ben ik wel eens moe. En het is wel eens rotweer. En er staat file bij Amsterdam. Maar zielig is het niet. Niet voor mij. En ook niet voor mijn ouders. Want zoals iemand van de thuiszorg laatst tegen me zei, toen ze mijn moeder haar medicijnen kwam brengen: “We zien jou hier vaker dan veel mensen die zelf, vlakbij hun ouders in Alphen wonen”.
Ik snap best dat de opmerkingen over mijn afstand goed bedoeld zijn. En misschien hebben de mensen die het zeggen zelf een hekel aan autorijden. En ik begrijp ook dat het gevoelsmatig comfortabeler is als je kinderen om de hoek wonen. Maar zo’n ramp is het nou toch ook weer niet dat ik in Friesland woon. Een patiënte op mijn werk vertelde dat haar enige zoon naar Nieuw-Zeeland ging emigreren. Kijk, dan hebben we het ergens over.
En zoals hier wel wordt gezegd: de afstand van de Randstad naar Friesland is veel groter dan die van Friesland naar de Randstad. Tijd om daar verandering in aan te brengen nu Leeuwarden dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa is. Komt allen, en geniet van de reis.