Hoogwater bij Zwarte Haan. En donker, aardedonker. Hoor het water, maar zie het niet. Vermoed links naast mij het hek dat het geasfalteerde stuk van de dijk scheidt van het gras, waar normaal de schapen lopen. Hoor opspattende golven, proef af en toe zoute druppeltjes. En pas na een paar honderd tastende stappen langs het schuine oppervlak, met de snoeiharde wind in mijn gezicht, beginnen mijn ogen iets meer te onderscheiden. Schuim op water, dichterbij dan ik dacht. En ergens in de verte, geruststellend, het licht van vuurtorens. Ameland en Terschelling. Boven dit alles talloze sterren.
Gisteren was ze teleurgesteld. Eerst nog zo trots op haar “glow-in-the dark-stars”, zelf op het plafond boven haar hoogslaper geplakt. En besloten dat ze deze nacht zonder nachtlampje zou kunnen. “Pappa, ik ben niet meer bang in het donker, want dan kan ik naar mijn sterren kijken!” En toch, een uurtje later, een beteuterd “Ik ben tóch bang”. Zo bang, dat behalve het nachtlampje aan, ook de deur naar de overloop open moest. Hoeveel donker kun je verdragen?
Betrap me erop dat ik dit vaker doe: juist met overal kerstverlichting en gezelligheid, zoek ik het donkerste donker op. Een soort oerbehoefte. Ik word er ook niet bang van, als mijn dochter. Voel me – ik vind het zelf ook wel een beetje gek klinken – juist geborgen in het duister. Ondanks of misschien dankzij onnoemelijke kleinheid onder die enorme hemel, op de grens tussen vlak leeg land en ontembaar eindeloos water.
Aan de binnenkant van de dijk was nauwelijks plek om te parkeren. Door de stalraampjes van het in dit gehuchtje gevestigde restaurant zag ik de oorzaak daarvan aan lange en kortere tafels zitten. Het Tweede Kerstdag-diner. Zouden ze, tussen de kwarteleitjes en de eendenborst af en toe het geloei van de wind gewaarworden? Het donker, het water. De eeuwige dreiging ervan. En de oneindigheid van de sterren boven zee en land?
Als ik weer in de auto stap, na een uur in deze nachtelijke stormwind, zet ik een CD op. Niets mooier om deze wandeling mee te onderstrepen dan Oblivion van Astor Piazolla.