Maandelijks archief: september 2016

Dans!


Los

Dans en weet dat je bestaat
dans een dans op hete kolen
dans de gaten in je zolen
dans tot de planeet vergaat

dans tot alles is gezegd
dans tot je de tijd vergeet
dans zoals je ademhaalt
dans tot je de weg weer weet

dans om nooit meer stil te staan
dans de sterren en de maan
dans de bomen en het bos
niets meer vast en alles los

(Ingmar Heytze)

Afgelopen maandag kreeg ik zomaar een cadeautje. Ik was met een collega in Ede op een congres voor muziek en zorg om een workshop te geven. Maar voorafgaand daaraan mocht ik zelf ook een andere workshop bijwonen. Ik koos er op de gok één waar nog plek was. Andrew Greenwood zou iets vertellen over muziek en beweging bij mensen met MS, Reuma, Parkinson en Alzheimer. Ik verwachtte een informatief verhaal, met een enkel filmpje of een pakkende casus. Wellicht bruikbaar voor mijn eigen werk. Maar ik heb gedanst, bijna anderhalf uur lang. Met handen en voeten, met mijn buik en mijn nek, mijn voeten en mijn vingers. Met voortdurend een lach op mijn gezicht een een brok in mijn keel. Wat een ervaring.

Greenwood, een Brit, en voormalig professioneel danser, “balletmaster”, heeft een jaar of vier jaar geleden zijn roeping ontvangen, toen een goede vriend op zijn zevenendertigste de diagnose Parkinson kreeg. Ze zijn gaan dansen, om te ervaren hoe ze vorm zouden kunnen geven, hoe ze de blokkades met muziek en beweging zouden doorbreken. Ze zijn het samen, voor en mét anderen gaan doen. “Dance for Health” heet hun project. Met dus onder andere Parkinsonpatiënten, samen met professionele dansers. Workshops en uitvoeringen met bekende dansgezelschappen. Lerend van elkaar. En voor het eerst, na bijna veertig jaar dansen, zo vertelde hij, danst hij van binnenuit. Niet voor de buitenkant, niet voor de perfectie, maar vanuit zijn passie en zijn hart.

Wij, twintig deelnemers, zaten in een halve cirkel tegenover hem. Hij had een laptop met geweldige muziek, met jazz, met klassiek, met meditatieve en opzwepende klanken bij zich, en hij liet ons bewegen. “You beautiful dancer, dance for me a jellyfish” zei hij, waarbij wij onze handen als het zeedier op en neer bewogen. We dansten een dolfijn, een zonsopgang en een krokodil. En ik voelde iets wat ik al jaren weet, maar wat ik een beetje ben kwijtgeraakt: muziek is dans en dansen is vrij zijn.

dans

Ik leerde het als jochie, als ik op een feestje naar mijn vader keek. Nog voordat ik het een beetje gênant begon te vinden dat hij zo losjes met zijn heupen kon bewegen. Ik danste met hem mee. Ik was trots op hem en ik durfde meedoen. Toen ik puber was danste ik ’s avonds wel met mijn moeder, die me altijd heeft geleerd dat dansen leven is, in de woonkamer. En ik leerde dus dansend leven, met de Foxtrot en de Weense wals, hoewel dat misschien niet zo bij mijn toekomstperspectief als priesterstudent paste.

20150112_135628

En één van de eerste dingen die ik deed nadat ik de toch stoffige, en weinig lichamelijk/passionele wereld van de theologie verlaten had, was op dansles gaan. Weliswaar braaf stijldansen in keurig Zeist, maar toch. Ik heb de Engelse Wals, de Tango, de Rumba en de Merengue gevoeld. En het lekkerste ging dat op vrije dansavonden, na een biertje. Met mijn danspartner van toen.

20160929_195725

Muziek heb ik altijd, maar ik vergeet zo vaak te dansen. Maandag voelde ik weer: dansen is leven. Zal ik het op mijn drieënveertigste aandurven om het weer meer te gaan doen. Stijldansen, een wilde Tango, een plechtige Engelse Wals. Of vrij en onbeteugeld? Me niet afvragen of het er een beetje uitziet? Zoals Vera wel eens doet als ik piano speel. Zingen met je lijf, licht op muziek gezet. In elke geval heeft Andrew Greenwood me geraakt en geïnspireerd. Iedereen kan dansen, en als je dans uit je hart komt, ben je mooi:

Een Weg Terug, Een Kamer Voor Me Klaar

20160917_21561120160915_161359

Vijfentwintig jaar later, en minstens vijfentwintig kilo zwaarder. Zoek gerust meer dan tien verschillen. Maar als ik er op deze hete donderdagmiddag 15 september 2016, na een wandeltocht van ruim dertig kilometer sta, voelt het even alsof ik in de tijd terug ben. De voordeur van Vronesteyn, priesteropleiding in Voorburg, gaat wagenwijd voor mij open. Walter, mijn medestudent van toen, nu rector, laat mij binnen. Ik ruik dezelfde geuren, mijn hand vindt vanzelf de deurklink naar het halletje, en ik moet me bedwingen om niet in een impuls het tweede postvakje linksonder open te schuiven. Er staat een andere naam op. Geen post meer voor mij.

Het oude huis omarmt me na deze pelgrimage. ’s Morgens ben ik voor dag en dauw van Leeuwarden naar Leimuiden gereden, om daar om acht uur vanaf het kerkplein de wandeling aan te vangen. De weg die ik vijfentwintig jaar geleden ging. Toen op de fiets, of in de auto met mijn vriend Martien. Nu lopend, om traag en aandachtig te kunnen gaan. Om tot me door te laten dringen wat het echt betekende. Die tijd van omvorming, groei en pijn.

20160915_161057

Weliswaar heb ik al veel gedacht en geschreven over Vronesteyn, over de vrolijke anekdotes en over heimwee en twijfels. Maar durfde ik het gevoel eronder aan te raken? Me erin onder te dompelen? Om een eerlijk verhaal te kunnen vertellen, met nuances, en met het risico dingen te ontdekken over mezelf? In een opwelling schreef ik laatst aan Walter: “Mag ik eens komen logeren?” En zonder voorbehoud klonk er een gul en warm “Ja natuurlijk, meer dan welkom, we maken een kamer voor je klaar!”

Door Rijnsaterwoude ga ik in de morgen. Ik kijk naar de huizen, waar inmiddels anderen wonen, waar vroeger vertrouwde gezichten handen opstaken. “Daar gaat Piet, hij gaat weer naar het seminarie”, zullen ze tegen elkaar hebben gezegd. Nu ben ik een anonieme passant met een rugzak, hoewel ik ook een paar korte ontmoetingen heb, een enkeling die mij herkent en met wie ik een paar hartelijke zinnen wissel. Dan door Woubrugge, waar ik koffie drink in het huis van pastoor Van Zoelen, nog maar zo kort geleden doodgegaan. Zijn huisgenoot en ik halen herinneringen op. Een betekenisvolle halte. Door Hoogmade, waar ik ook nog dirigent en organist ben geweest, en Leiderdorp, waar ik mijn vertrouwde geboortestreek echt achter me laat.

20160915_145209

En vanaf Leiden, langs de Vliet, ga ik het voelen. De vochtige hitte van deze vervreemdend warme septembermaand. De vertrouwde route die zo onvoorstelbaar is veranderd in die kwarteeuw. Van boerenland naar recreatiegebied. Een file van rijkeluissloepen op het water. Maar vooral voel ik een borrelend mengsel van verlangen en spanning in mijn buik. Leidschendam nadert, het sluisje, en dan al spoedig de spoorbrug, waarmee ik de Vliet oversteek, om via een trap en een tunneltje middenin het Voorburgse wijkje “Park Vronesteyn” te belanden. Een paar bochtjes om nog. En daar ben ik dan.

Ik krijg tijd om te acclimatiseren. Na een douche vind ik de piano in de eetzaal. Ik speel een paar akkoordjes als toen. En een student van nu komt kennismaken. Ik ontmoet ze in de loop van de avond allemaal. Zes jongens, in diverse stadia van hun ontwikkeling, met verschillende achtergronden, allemaal gelovig, en allemaal weer op een andere manier. De een praktisch, de ander bolleboos. De een nuchter, de ander gepassioneerd. Net als wij toen waren. Ik bid en zing het avondgebed mee, eet mee. Niet plechtig zoals vroeger in de eetzaal, maar lekker informeel buiten. En wie zin heeft in een biertje gaat dat gewoon zelf uit de koelkast pakken. Ik ook, en ik weet zowaar na al die tijd nog feilloos waar de opener ligt.

20160916_112410

Hoe vertrouwd het huis en zijn sfeer ook zijn, ik proef ook onmiddellijk verschillen. Het is er open nu en luchtig, en ik heb niet het gevoel steeds op mijn hoede te moeten zijn. Ik meen te zien dat deze jongens dat ook niet zijn. Mijn rector van vroeger was helaas een emotioneel geremde en vergroeide man, die bang was voor echte nabijheid. De rector van nu nu doet het, op kennis en intuïtie heel anders. Ik zie hem met de jongens omgaan zoals een vader met zijn adolescente en volwassen kinderen omgaat. Het ontroert me.

“Zou je, als de leiding destijds anders was geweest, misschien wél priester zijn geworden?” wordt later op de avond aan me gevraagd. Ik vermoed van niet, want de weg die ik gegaan ben heeft me naar het vaderschap geleid. En dat zou ik niet willen missen. En in mijn werk en mijn leven van nu voel ik dat ik dichtbij mijn bron en mijn kern ben. Het past ook beter bij me om me qua geloofsbeleving aan of over de rand van de kerk op te houden, en niet in het centrum ervan. Teveel hoofdletters daar, te weinig twijfel en transparantie.

Nee, heimwee naar mijn priesterideaal heb ik niet. Ook al omdat ik het verplichte celibaat een ongezond fenomeen vind. Ik heb teveel goede, lieve, getalenteerde priesters gekend die eraan ten onder zijn gegaan. Eenzaam en wanhopig verslaafd aan drank of aandacht.

20160916_091435

Maar tegelijkertijd voel ik hier, in dit oude huis de warmte van een groep jonge mannen die elkaar voeden en dragen in hun ideaal. Met wie je het zomaar over kwetsbaarheid en God kunt hebben. Die, net als ik, wars zijn van materialistische bezitsdrang en het nuttigheidsdenken van onze dagen. Die het aandurven om dwars tegen de hoofdstromen in te gaan. Ik voel respect voor ze, en ik ben er trots op dat ik hiervan deel uit mocht maken. Ik voel me gekend en gezien, al is het alleen al om hun gulle lach als ik de smakelijkste verhalen van toen vertel.

Ik slaap er, vier vrijdagmorgen de Mis met hen, blijf na het ontbijt nog hangen tot de koffie. De studiecoördinator van nu, met wie ik kennismaak, is een vrouw. De rector is een vader. Wat een betere tijd. En wat gun ik deze oprechte jongens goede jaren onder dit dak. En vooral: dat ze in openheid en veilig mogen groeien. En dat ze nog net zo gekoesterd en gestimuleerd mogen worden als hun groei, hun levensweg hen eventueel niet naar het priesterschap zou leiden. Niet die krampachtigheid en benauwdheid van toen. Maar creatieve ruimte voor het Geheim dat we ook wel God noemen. Die soms heel iets anders voor ons in petto heeft dan wat we zelf hebben bedacht.

Voor ik vertrek haal ik mijn rugzak uit de logeerkamer. Via het trappenhuis dat naar het studentenverblijf voert. Ik betrap mezelf erop dat ik nog precies weet waar het kraakt. Ik voel mezelf twee, drie treden tegelijk nemen. In de enthousiaste huppelbeweging van toen. Ik ben er gelukkig geweest. Misschien ben ik er iets te lang gebleven, toen de twijfels aan me knaagden en ik ze angstig inslikte en verborgen hield. Maar toch: ik ben hier ook gelukkig geweest. Dankbaar trek ik de deur achter me dicht.

20160916_111643

“Captain Fantastic”: De Wereld Omgekeerd

Captain Fantastic

Het lukte zowaar gisteravond om ons los te rukken uit de vanzelfsprekendheid. We hadden oppas geregeld voor een afspraak die niet doorging, en zo hadden we ineens een avond voor onszelf. Het werd het Filmhuis, waar “Captain Fantastic” draaide.

Zo’n film die ik me over twintig jaar nog verwacht te herinneren. In elk geval heeft mijn onderbewuste er nogal wat van opgestoken, want ik heb er de hele nacht van gedroomd. Dat ik met mijn eigen kinderen in een groot bos woonde en hen met pijl en boog leerde schieten. En dat we met elkaar zongen bij een kampvuur. En rondtrokken in een verbouwde oude schoolbus.

Niet dat ik mezelf tot dergelijke buitenissigheden in staat acht, maar het weerspiegelt wel een stil en oud verlangen: de wereld omgekeerd. Het loslaten van de zogenaamde norm. Aandurven om het anders te doen.

De hoofdpersoon, Ben, voedt zijn zes kinderen op in een zelfgebouwde en zelfvoorzienende nederzetting in een afgelegen bos. Met bewonderenswaardige discipline leert hij zijn kinderen alles wat hij meent dat ze nodig hebben. Fysieke training, jagen, overleven, maar ook filosofie, talen, exacte wetenschap en literatuur.

Het zijn stuk voor stuk prachtige, eigenzinnige en fascinerende mensen. Ben zelf, en meer nog zijn drie jongens en drie meisjes. Alleen is zijn vrouw Leslie er niet bij. Ze blijkt ver weg in een ziekenhuis te liggen, geestelijk ongeneeslijk ziek. Ze sterft al snel en het verhaal gaat voornamelijk over de verwikkelingen rond haar begrafenis, waar Ben en de kinderen eigenlijk niet welkom zijn. De vader van Leslie geeft Ben en hun levenswijze namelijk de schuld van haar dood.

Ze gaan toch, met hun bus, en die reis zet van alles op zijn kop. Hun eigen veilige leven in het bos wordt verbroken. Vooral de kinderen komen voor het eerst in contact met de buitenwereld. En samen zijn ze een ongemakkelijke verschijning in de keurige rijke omgeving waaruit Leslie is opgegroeid.

Pijnlijke en hilarische momenten wisselen elkaar af. En hoewel het een volstrekt onrealistisch verhaal is, blijft het wel geloofwaardig, vooral door het ontroerend mooie spel van de kinderen, en het ambivalente, in wanhoop en kracht gedoopte personage van Ben, gespeeld door Viggo Mortensen.

Het zijn geen statische personages. De kinderen ontwikkelen zich gaandeweg de film, en ook de rigide lijkende “Captain” zelf wordt omgevormd door de pijnlijke confrontatie met zijn eigen blinde vlekken. En als duidelijk wordt waarom hij deze levenswijze heeft gekozen – uit liefde, uit wanhopig verlangen te helen wat niet geheeld kon worden – krijg je medelijden en respect.

Waarschijnlijk haalt een ander heel andere thema’s uit de film. Ik haal er natuurlijk vooral datgene uit wat aanhaakt bij míjn persoonlijkheid, mijn dromen, mijn angsten, mijn gedachten en gevoelens. Bijvoorbeeld dat er moed voor nodig is om de zuigende werking van de consumptiemaatschappij te weerstaan. Maar ook dat ook de meest krachtige persoonlijkheden kwetsbaar zijn. En dat er pas groei mogelijk is als die kwetsbaarheid gezien mag worden. Dat er altijd een ander perspectief is om naar hetzelfde te kijken. Dat zwart-wit eigenlijk niet bestaat. En dat “zijn” veel wezenlijker is dan “hebben”.

Verder moet je hem gewoon gaan kijken. Een beetje een sterke maag hebben is wel een voordeel. En de bereidheid om het verhaal als een parabel voor je eigen leven te durven zien. Een omgekeerde wereld. Dan heb je een mooie avond die je bijblijft. En, oh ja, de Telegraaf heeft een vernietigende recensie gepubliceerd. Een betere reclame kun je je als maatschappijkritische filmhuisfilm toch niet wensen, lijkt me.