Maandelijks archief: december 2015

Bakkie

20151227_195141

Ik drink geen koffie omdat ik het lekker vind, maar omdat het koffie is. Ik ben van de generatie die het niet over ristretto, macchiato of guatemala antigua heeft, maar over een “lekker bakkie”. En of dat lekkere bakkie nou op lauw slootwater lijkt of op gloeiende stookolie, of het nu wordt geschonken in grote gebarsten kommen of onooglijke oorloze koppies; in wezen is dat onbelangrijk. Een “bakkie doen” is een ritueel, het markeert een heilig moment. Niet voor niks heet het in katholieke kringen het “Achtste Sacrament”.

Mijn eerste koffie dronk ik toen ik een jaar of acht was. En dat op het belangrijkste moment in de week: zaterdagavond na de kerk, als we op de bank in de “grote kamer” naar Dallas keken. Ik mocht opblijven want ik werd een grote jongen. Veel melk en suiker (en bij bijzondere gelegenheden slagroom) moesten de voor mijn kindersmaakpapillen veel te bittere tonen verzachten. Maar ik denk dat ik het ook had gedronken zonder die toevoegingen. Want het was een overgangsmoment, een inwijding. Trots hoorde ik erbij.

Een soortgelijke trots maakte zich van mij meester toen ik voor het eerst ook op visite koffie mocht drinken. Bij “oma Van Woerden”, onze vroegere buurvrouw in Vriezenkoop. Zij serveerde er in haar keurige huisje zelfgemaakte mokkataart bij. Dat het er zo ontzettend schoon en netjes was koppelde mijn moeder overigens aan het feit dat oma Van Woerden hervormd was. Dat kon je ook zien aan de overal aan de muur prijkende handwerkjes, en aan de reine claude-limonade en zorgvuldig opgemaakte gevulde eitjes later tijdens het bezoek. Nog steeds denk ik bij het woord “hervormd” aan borduurwerk en aan “Niet kruimelen met je koekje!” Maar gereformeerd,katholiek, hervormd of “niks”: één ding verbond ons allen: koffie!

Ik kende niemand die het niet dronk. Je kon er altijd mee aankomen. Als iemand in de puree zat en erover wilde praten, zei je tegen hem: “Kom anders effe een bakkie doen!”. Dat “bakkie troost” werd geschonken in het woonkeukentje, meestal gevolgd door een borrel. Dat was overigens iets anders dan “op een bakkie komme”, want dat betrof een meer georganiseerde bijeenkomst. Dan stonden de “goeie kopjes” klaar op de lage tafel in de woonkamer, terwijl het doordeweekse bakkie werd geschonken in zogenaamde “gemengde huwelijken”, kopjes en schotels die niet bij elkaar hoorden.

Toen ome Mars door een beroerte was getroffen en aanvankelijk zijn spraakvermogen kwijt was, bleek het eerste verstaanbare woord dat hij uitbracht “koffie” te zijn. Nou was hij, evenals de andere De Rijken, een grootverbruiker. Vijftien à twintig koppen op een dag waren geen uitzondering. En bij elk bakkie natuurlijk een koekje, een chocolaatje of een babbelaar. Die gewoonte heb ik maar niet overgenomen, aangezien ik niet zoals hij dagelijks zware lichamelijk arbeid hoef te verrichten. En ik probeer mijn koffieconsumptie ook te beperken tot een zwart kopje of zes per dag. Maar zonder koffie kan ik mijn leven ook niet voorstellen. Toen opa in de mist van zijn nadagen terecht was gekomen, vormden koffie, koek en sigaren een soort laatste levenslijn. Dat hij daarbij soms zijn sigaar in de koffie doopte en zijn koekje probeerde aan te steken laat alleen maar zien hoe die drie elementen met elkaar waren verweven. Gelukkig is het hem allemaal op het nippertje niet meer verboden.

Drie van de vier meisjes waar ik een min of meer serieuze relatie mee kreeg, lustten geen koffie. Dat ze uit andere delen van het land afkomstig waren, dat ze uit een “ander milieu” kwamen, anders of niet gelovig waren; dat alles was een minder grote barriere voor mijn ouders dan het feit dat ze geen koffie dronken. Nu, na vijftien jaar, zijn ze er min of meer aan gewend dat Judith thee drinkt. En ik ook. Al is thee, in tegenstelling tot koffie niets meer dan gekleurd en inhoudsloos water. Daarom vind ik het stiekem bijzonder leuk als mijn vijfjarige dochter Vera op een onbewaakt ogenblik mijn bijna lege kopje pakt en het laatste lauwe slokje met een gelukzalige glimlach achteroverslaat. “Hmmm, lekker bakkie!”

Tussen De Restanten

20151219_205543

Wat is het toch, dat ik bijna elk jaar tijdens de kerstdagen zo schrikbarend vroeg wakker ben? Ook vandaag, Tweede Kerstdag 2015 weer. Vijf uur is het als ik klaarwakker in bed lig. En een half uur later zit ik in mijn eentje in de woonkamer te schrijven. Op zich al een ongekende luxe met een dynamisch gezin met kleine kinderen, dus ik zal niet klagen. Maar toch, het valt me op.

Een jaar of vijfentwintig geleden had ik het ook al. De week voor Kerst vrolijk druk met allerlei kerk- en muziekdingen. Met als hoogtepunt Kerstsavond en Eerste Kerstdag. Vier of vijf kerkdiensten soms. In een mengeling van dienstbaarheid en ijdelheid iets maken voor de gemeenschap, voor anderen. Het oude verhaal weer nieuw leven in blazen, muziek in alle toonaarden. Als misdienaar, zanger, organist, lector, dirigent, koster, noem maar op. Mooi om te zien dat wat we hadden voorbereid goed ging. En dat de kerk vol zat. Eerste Kerstdag keken we ’s middags met een borrel naar het Urbi et Orbi. De oude man in Rome die ons als een soort opa van de club een Zalig Kerstfeest wenste.

En dan ineens die leegte. Alle spanning van me af, geen grote taken meer in het nabije verschiet. Ja, even wat traditionele bezoekjes, en ‘ s avonds een poging tot kerstdiner. Maar eigenlijk heb ik daar nooit veel aan gevonden. Niet omdat het niet lekker was, maar omdat het gevoelsmatig zo verschrikkelijk weinig te maken had met de dingen waar ik de dagen ervoor mee bezig was. Ik had het deze week weer. Ik stond in de slagerij tussen een duizendkoppige menigte te wachten op mijn beurt voor het ophalen van de bestelde gourmetschotel. En het was net of ik een beetje boven mezelf ging zweven. Ik zag al die mensen en al die luxe, en mezelf daar tussen.

20151226_061426

De romantiek van het midwinterfeest, de lichtjes, de muziek en de collectieve gezelligheid. Zeker nu ik kinderen heb, zie ik het positieve lieve en leuke ervan in. Maar tegelijk maakt zich, zeker zo in mijn ochtenduurtje alléén een soort droefenis van mij meester. Wat is er echt van waarde? Wat hebben de halflege wijnglazen nu met dat kindje in de stal te maken? En misschien nog verder: wat heeft dat romantische tafereeltje nu echt met Kerst van doen? En vervolgens: wat zegt het mij eigenlijk echt? Dus niet datgene wat ik vind dat ik zou moeten beleven (uit restanten vroomheid of loyaliteit), maar datgene wat ik echt beleef.

Om daar bij te komen heb ik in elk geval het gevoel dat de opsmuk er afmag. De kunstsneeuw en de glitters, glazen huizen en dennenbomen, pompeuze en zoete muziek. Het overdadige eten en drinken. Tussen de restanten van het diner zoek ik naar stukjes zuiverheid. En ik vind vanmorgen vooral leegte. Er moet niks. Is dat erg?

Nou ja, en dan schiet me hierbij toch een vroom beeld te binnen. Dat dat verhaal van de stal iets te maken zou kunnen hebben met stilte. Met stil en leeg worden. Met niet zo nodig hoeven. Niet met zoeken en tobben en zwoegen. Maar ergens een “heilige ruimte” koesteren waar het onverwachte kleine kan groeien. Zoals in de bloempot die ik gisteren in de tuin aantrof. Miniatuurlente.

20151225_123003

Wens

20151219_121532

Onder een imposante sterrenhemel
Mooi, maar ook beangstigend onmetelijk
Staat een klein en breekbaar hutje
Waar het licht is
Waar twee arme blije mensen
Naar ons wuiven
“We hebben een kindje gekregen!”

20151219_100915

Ze hebben het in doeken gewikkeld
In een voerbak gelegd
Hier en nu en zo dus
Begint nieuw leven

In mijn jouw onze donkere nacht
Waar we angstig zijn en ongeborgen
Laten we hier op zoek gaan
Naar die kleine broze ruimte,
Waar het licht is

Waar we elkaar omarmen, verwarmen
Waar hoop geboren wordt
In het kleine onverwachte
Nauwelijks zichtbare
Zachte

Zalig Kerstfeest,
ook namens, Judith, Vera en Jonathan,

Piet.

20151219_205528

(tekeningen door Vera)