Daar zit ze, in de kappersstoel die de vrolijke kleur en vorm heeft van een speelgoedauto. Vol bravoure vertelt ze de kapster hele verhalen over Pippi en ze zingt er bij wijze van soundtrack meerdere liedjes bij. Ik denk terug aan de oude kapper Lou in Leimuiden, met wie ik als jochie ook zulke gesprekken had.
Ik herinner me de geuren in de zaak. Aftershave en tabak. Ik hoor nog zijn stem, zijn woordenvloed, zie in de spiegel het fascinerende pukkeltje op zijn lip en het glad achterovergekamde glimmende haar. Toen hij met pensioen ging, kreeg ik de hele stapel stukgelezen Donald Ducks die een eeuwigheid op zijn leestafel hadden gelegen. Ik heb ze thuis nog jarenlang verder versleten. En ik glimlachte naar Lou, als hij voorbij fietste om, met zijn leren tas vol kammen en scharen, bij hulpbehoevende mensen thuis te gaan knippen. In een wereld die klopte.
Jonathan is na zijn grote zus aan de beurt. Voor het eerst bij de kapper. Hij heeft, toen we moesten wachten al een poosje enthousiast in de stoelauto gezeten. Terwijl Vera werd geknipt, heeft hij aandachtig en rustig toegekeken. Maar nu hij zelf moet, gaat hij in verzet. “Nonathan niet knippe, nee!!” Hartverscheurend huilen om de lieve kapster met haar enge glimmende wapens. De waterspuit en de schaar. De schoot van mamma verzacht het huilen tot snikken. En als hij na het knippen een koekje krijgt is alles weer goed.
Totdat het avond is en hij op bedje ligt. Meestal valt hij na twee liedjes en een kus als een blok in slaap, maar vandaag mogen we zijn kamertje niet uit. “Knuffele nog” roept hij wanhopig, tot drie keer toe. De oplossing blijkt dat we de deur openlaten en boven nog wat bezig blijven. Ik herken het zo. Dat geruststellend gerommel van mijn moeder op overloop of op zolder. Altijd nog wel iets te doen. Altijd die levende vertrouwvolle aanwezigheid, terwijl het buiten donker is.
Is dat niet waar ik eigenlijk elke dag zelf nog op hoop? Wie verlangt er niet naar een gerustellende, liefdevolle aanwezige, die wat rommelt op de achtergrond van ons bestaan. Als een schoot van bescherming tegen onze angsten en zorgen. Iemand die zegt dat de kalasjnikovs en de bomgordels stukjes boze droom zijn. Dat het geluid in de verte hooguit het hoefgetrappel is van het paard van Sinterklaas. Spannende inleiding van iets dat uiteindelijk op licht, warmte en vreugde uitloopt.
Vera mag na het douchen nog even opblijven om haar schoen te zetten. We lezen in een boek over de Sint en zingen mooie liedjes over pepernootmannetjes in kakiekoekland. We schrijven een briefje aan de Sint waarin Vera eerst vraagt om een speelgoedglijbaan van playmobil en daarna om peuterspeelgoed voor Jonathan. Wortel erbij en klaar. Dat Zwarte Piet niet door die kleine gaatjes bovenin de schoorsteen past heeft ze al begrepen. En dat hij gewoon een sleutel heeft die op alle deuren past, boezemt haar nog geen angst in.
Ik bedenk me vanavond dat ik van deze kinderwereld nog wel één en ander begrijp. Maar dat de wereld in het groot hoe langer hoe ondoorgrondelijker wordt. De terroristen van Parijs hebben ook kinderen, partners,vaders en moeders, toch? Zijn zelf toch ook kind geweest? Hoe is hun hart dan toch zo meedogenloos en duister geworden? Welke kille wind waait door het huis van hun hart? En dan de onheilspellende roep om vergelding en oorlog. Ik ril. Hier in huis zelfs waait de wind…..maar laat de goede Sint toch komen, ook nu hij ’t weer zo lelijk vindt. En naast de schoentjes van mijn kinderen steek ik een kaars aan.
Hoor de wind waait door de bomen
Hier in huis zelfs waait de wind
Zou de Goede Geest nog komen
Nu hij ’t weer zo lelijk vindt
Nu Hij ’t weer zo lelijk vindt
Hoor, hij komt in donkere nachten
Op kousevoeten, o zo snel
Als hij wist hoezeer wij wachten
Ja gewis, dan kwam hij wel
Ja gewis, dan kwam Hij wel!