Maandelijks archief: november 2015

In Een Wereld Die Klopte

20151116_162702

Daar zit ze, in de kappersstoel die de vrolijke kleur en vorm heeft van een speelgoedauto. Vol bravoure vertelt ze de kapster hele verhalen over Pippi en ze zingt er bij wijze van soundtrack meerdere liedjes bij. Ik denk terug aan de oude kapper Lou in Leimuiden, met wie ik als jochie ook zulke gesprekken had.

Ik herinner me de geuren in de zaak. Aftershave en tabak. Ik hoor nog zijn stem, zijn woordenvloed, zie in de spiegel het fascinerende pukkeltje op zijn lip en het glad achterovergekamde glimmende haar. Toen hij met pensioen ging, kreeg ik de hele stapel stukgelezen Donald Ducks die een eeuwigheid op zijn leestafel hadden gelegen. Ik heb ze thuis nog jarenlang verder versleten. En ik glimlachte naar Lou, als hij voorbij fietste om, met zijn leren tas vol kammen en scharen, bij hulpbehoevende mensen thuis te gaan knippen. In een wereld die klopte.

20151116_161712

Jonathan is na zijn grote zus aan de beurt. Voor het eerst bij de kapper. Hij heeft, toen we moesten wachten al een poosje enthousiast in de stoelauto gezeten. Terwijl Vera werd geknipt, heeft hij aandachtig en rustig toegekeken. Maar nu hij zelf moet, gaat hij in verzet. “Nonathan niet knippe, nee!!” Hartverscheurend huilen om de lieve kapster met haar enge glimmende wapens. De waterspuit en de schaar. De schoot van mamma verzacht het huilen tot snikken. En als hij na het knippen een koekje krijgt is alles weer goed.

Totdat het avond is en hij op bedje ligt. Meestal valt hij na twee liedjes en een kus als een blok in slaap, maar vandaag mogen we zijn kamertje niet uit. “Knuffele nog” roept hij wanhopig, tot drie keer toe. De oplossing blijkt dat we de deur openlaten en boven nog wat bezig blijven. Ik herken het zo. Dat geruststellend gerommel van mijn moeder op overloop of op zolder. Altijd nog wel iets te doen. Altijd die levende vertrouwvolle aanwezigheid, terwijl het buiten donker is.

Is dat niet waar ik eigenlijk elke dag zelf nog op hoop? Wie verlangt er niet naar een gerustellende, liefdevolle aanwezige, die wat rommelt op de achtergrond van ons bestaan. Als een schoot van bescherming tegen onze angsten en zorgen. Iemand die zegt dat de kalasjnikovs en de bomgordels stukjes boze droom zijn. Dat het geluid in de verte hooguit het hoefgetrappel is van het paard van Sinterklaas. Spannende inleiding van iets dat uiteindelijk op licht, warmte en vreugde uitloopt.

20151116_200634

Vera mag na het douchen nog even opblijven om haar schoen te zetten. We lezen in een boek over de Sint en zingen mooie liedjes over pepernootmannetjes in kakiekoekland. We schrijven een briefje aan de Sint waarin Vera eerst vraagt om een speelgoedglijbaan van playmobil en daarna om peuterspeelgoed voor Jonathan. Wortel erbij en klaar. Dat Zwarte Piet niet door die kleine gaatjes bovenin de schoorsteen past heeft ze al begrepen. En dat hij gewoon een sleutel heeft die op alle deuren past, boezemt haar nog geen angst in.

Ik bedenk me vanavond dat ik van deze kinderwereld nog wel één en ander begrijp. Maar dat de wereld in het groot hoe langer hoe ondoorgrondelijker wordt. De terroristen van Parijs hebben ook kinderen, partners,vaders en moeders, toch? Zijn zelf toch ook kind geweest? Hoe is hun hart dan toch zo meedogenloos en duister geworden? Welke kille wind waait door het huis van hun hart? En dan de onheilspellende roep om vergelding en oorlog. Ik ril. Hier in huis zelfs waait de wind…..maar laat de goede Sint toch komen, ook nu hij ’t weer zo lelijk vindt. En naast de schoentjes van mijn kinderen steek ik een kaars aan.

Hoor de wind waait door de bomen
Hier in huis zelfs waait de wind
Zou de Goede Geest nog komen
Nu hij ’t weer zo lelijk vindt
Nu Hij ’t weer zo lelijk vindt
Hoor, hij komt in donkere nachten
Op kousevoeten, o zo snel
Als hij wist hoezeer wij wachten
Ja gewis, dan kwam hij wel
Ja gewis, dan kwam Hij wel!

Gierende Stilte

20151115_080645

Bulderwind en striemregen. Het schuine dak boven mijn bed in huisje “De Viking” zucht. Dit is hoe ik me het liefste aan een eiland overlever. Vanaf zee lichtgevende wolken, terwijl de vuurtoren mij aan het einde van de nacht geruststellend in de handen van een nieuwe dag legt.

20151114_083114

Vanaf het vasteland nadert onstuitbaar duister Parijs. Haar licht is vermoord, door haat, waanzin, vergelding. Schiermonnikoog helpt mij zwijgen. Helpt mij niet weten. Antwoorden en oordelen waaien met stormwind weg. Blijft gierende stilte.

20151114_072054

Twee torens houden wacht. De ene zinvol, stralend, fier in vol bedrijf. De ander blind en bemost. Als schaduw van de ander. Alleen maar lichtgevend als die hem beschijnt. Als zon en maan.

Tussen ontvangen en geven, verlangen en vrezen, omarmen en toevertrouwen ligt het eiland in de zee. Ligt het huis tussen de torens, lig ik zelf in mijmeringen op de bank. Ligt deze dag als een eiland in mijn leven.

20151114_121223

Mijn vertrouwde vriend met wie ik dit novemberwaddenweekend, even los van mijn gezin beleef, zit rustig aan tafel en haalt mij uit mijn haast.

Naast hem nog een metgezel: het boekje dat op de valreep, tien minuten voor vertrek op de mat viel. “Kerend Tij”, geschreven en geschilderd door en voor Sieds Prins. Over kernmomenten in het leven van vijf bijzondere mensen. Over afdalen in jezelf, over put, bron, keerpunt.

20151115_085203

Boekje,vriend en eiland helpen me zwijgen, lezen, luisteren, kijken. Is het ook goed als ik níet weet, niet schrijf, niet praat? Als ik mijn mening niet opdring, niet eens aan mezelf? Woorden die waarheden worden genoeg.

Het regent wind en stormt grote druppels. Er is wijn en muziek die ook uit kan. Er is tijd en zin en onzin. Er is land in water en water op land. Branding en zand. Tot de avondboot gaat niets minder niets meer.

20151114_122218

Een Nare Wandeling

gebroken raam

“Mijn kind, geef me verdomme mijn focking kind!” hoor ik als ik de straat inloop. Glasgerinkel. Met haar blote handen slaat ze de voordeur in. “Mijn kind, trek hem zijn sokken aan, hij moet naar school, en hij moet eten!” Twee huizen verderop staan twee bejaarden en hun dochter de zaak vanuit hun tuintje met een lege blik gade te slaan.

Met een lenige beweging stapt ze door het gebroken glas het groezelige huis binnen. Een bleke man met holle ogen en enorme wallen wordt zichtbaar. Hij probeert haar in de gang tegen te houden. Ze hebben elkaar vast. Er volgen een paar klappen. En ik sta letterlijk en figuurlijk op een kruising. Ik kan mijn blik afwenden en links afslaan. Doen alsof ik niks hoor en zie. Ze zoeken het zelf maar uit. Maar ik heb ook kinderen.

Ik besluit tot actie over te gaan. Ik roep tegen het tweetal: “Ik bel nu de politie!” En dan is het erg onhandig dat ik toevallig (in een poging mezelf niet de hele dag door dat ding te laten regeren) mijn telefoon thuis heb laten liggen. “Mag ik even uw telefoon” vraag ik aan de buren, die eerst net doen of ze me niet horen. Dochter geeft me bijna haar mobiel, maar bedenkt zich. Na enig aandringen mag ik de telefoon binnen gebruiken. “Ja wij kenne ons d’r niet met bemoeie, dan gaat bij ons het glas ook uit de deur!”, zegt de heer des huizes. “Ik vind dat ik moet ingrijpen…er is een kind bij betrokken!” zeg ik. Buurman haalt zijn schouders op en jaagt de brand in zijn sjekkie.

“We zijn in de buurt, we komen er snel aan!” zegt de politie, als ik via 112 ben doorverbonden. Ik ga snel weer naar buiten, want ik hoor een paar harde bonzen. Wat kan ik doen tussen de glasscherven en twee ontzettend boze mensen? Ik hoop maar dat er geen wapens zijn. En waar is het kind?

Ze staan voor de deur. Het jongetje van een jaar of zes met zijn moeder. Het kind heeft zich onzichtbaar gemaakt. Een leeg, bleek gezichtje met verwilderde blonde haartjes. Zijn moeder, haar handen vol bloed, brult naar de vermoeide zieke man die over de resten van zijn deurpost leunt: “Ik ga jou en dat wijf het leven focking zuur maken. Een beetje de junk uithangen bij mijn kind!” Ze staat bijna op het punt om op haar scooter te stappen als de politie eraan komt stuiven. Gelukkig zonder sirenes, om het trauma voor het arme jochie niet nog groter te maken. In twee zinnen leg ik de situatie uit. Eén agent neemt moeder en het jochie mee in de auto, de andere agent gaat bij de man naar binnen.

Wat een ellende, wat een onmacht en wanhoop. Deze mensen hebben misschien ooit van elkaar gehouden. Uit hun samenzijn is een kind uit geboren. Beide houden ze van dat kind, maar beide zijn ze ook gevangen in een draaikolk van verslaving, verdriet, beschadiging, misbruik en geweld. Ik zeg nog tegen de agent: “Zorg alsjeblieft goed voor dat jochie!” Want ik weet nu al dat ik dit beeld nooit meer zal vergeten: die kleine blote voetjes onder de versleten joggingbroek, op dat pad bezaaid met scherven.

De Nacht Door

20151029_101407

Het jaar glijdt langzaam de stilte van de late herfst binnen. Het is mistig buiten en steeds vroeger donker. Terwijl het nog helemaal niet zover is, brandt in de binnenstad de “decemberverlichting” alweer. De griezelfeestjes van Halloween nemen elk jaar groteskere vormen aan. We verdrijven het oprukkende duister met ons kunstmatige licht en ons lawaai. Sint Maarten krijgt zijn lampions en in de winkels liggen naast de pepernoten de kerstartikelen al te glimmen.

De tijd van de traditionele lichtfeesten is weer aangebroken. En voor mij begint dat klein, dichtbij het donker en de sterfelijkheid. Allerheiligen en Allerzielen. We denken in deze dagen van stilte en kilte aan onze doden. We steken lichtjes aan bij de graven van de dierbaren én onbekenden die ons zijn voorgegaan op de weg die we allemaal zullen gaan.

Voor me op tafel staat een schaal met kaarsen en kastanjes. De kastanjes symboliseren de mensen van wie ik afscheid heb moeten nemen. De lieve, grappige, bijzondere, gewone, dierbare, uitzonderlijke. Degenen die er altijd waren, en degenen die ik maar kort heb gekend. Hoe ze deel uitmaken van mijn leven, heb ik het afgelopen jaar al schrijvend herontdekt. Hoe ik ze meedraag in mijn levensverhaal. Dat ik niet geworden zou zijn wie ik was, als zij er niet waren geweest.

20151101_192610

Ik heb de kaarsen aangestoken om de doden te omringen met leven en licht. Met de warmte van mijn herinnering en dankbaarheid. Ik noem zachtjes hun namen. Ze zijn er niet meer, en ze zijn er nog wel. Zoals zij er waren toen ik nog niet was, en zoals ik er op een dag niet meer en toch nog wel zal zijn.

Vanaf het moment dat hij niet meer werkte, was mijn vader het hele jaar door op het kerkhof te vinden. Om graven te delven, perkjes te wieden, vergane kransen op te ruimen en zerken schoon te maken. Soms samen met anderen, maar veel vaker alléén. Aanstekelijk op zijn gemak op die stille plek tussen hemel en aarde. Maar op Allerzielen was het er een drukte van belang. Pa hielp de mensen die ieder jaar massaler bloemen en lichtjes naar het kerkhof brachten voor de avondviering, waar hun doden werden genoemd en er voor hen werd gebeden.

Ik was er vaak bij ’s avonds, als misdienaar zwaaiend met het wierooksvat. Ik vond het indrukwekkend, die lange stoet van mensen, aan het einde van de viering, plechtig achter de pastoor aan, die zigzaggend over de paden in het duister de graven besprenkelde met wijwater. “Heer geef hen de eeuwige rust…en het eeuwige licht verlichte hen”.

Indrukwekkender nog vond ik het als ik de volgende morgen, in de schemer op weg naar school, langs het verlaten kerkhof fietste. Vanaf de weg gezien zag je nog de gloed van de lichtjes boven de graven hangen. Als een aanwezigheid boven de tijd. Sterker dan onze vergankelijkheid.

20151101_192241

Met het vieren van Allerzielen denk ik aan de anderen. Aan de doden die ik kende, en aan hen die naamloos stierven. De vluchtelingen, zieken, daklozen, die bij niemand meer een naam hadden. Om ze te omringen met licht.

En ik vier ook mijn eigen leven en mijn eigen sterfelijkheid. Hoewel ik veel over verlies van horen zeggen weet, heb ik geen idee hoe het zal zijn om zelf te sterven. Laat me daar ook maar niet teveel over weten. Ik hoop dat ik in staat zal zijn om los te laten, me toe te vertrouwen. Aan de aarde, de gang der dingen, in het vertrouwen dat leven door gaat. En dat er misschien zelfs een overkant zal zijn waarover ik alleen in beeldspraak voorzichtig durf mijmeren.

Ik geloof in de kracht van toegenegen zwijgen, van het vasthouden van een hand in het donker. Op Allerzielen zitten de kerken vol mensen die elkaar zachtjes troost influisteren of toezingen. Er zullen stille tranen zijn. En er zal een lied zijn. Over verlangen dat ons draagt. Zoiets als “De Noche Iremos”. “Wij gaan door de nacht, op zoek naar de bron en onze dorst zal ons verlichten”.