Ongesnoeide Wildernis

Het is een hele zoektocht om in deze wildernis nog een mens te ontwaren. De vergelijking met in natuurgebieden gehouden oerrunderen ligt voor de hand.

Ik heb doorgaans al de neiging om een bezoek aan de kapper zo lang mogelijk uit te stellen, maar dit keer is het overmacht, aangezien de kappers vanwege de maatregelen rond het coronavirus nog wel een poosje gesloten zullen blijven.

Vroeger was het anders. Dorpskapper Lou beschikte over een wonderlijke techniek. In mijn beleving bewoog hij constant zijn schaar – ongeveer in hetzelfde razende tempo waarmee hij, al roddelend, zijn mond opende en sloot – waarbij ik min of meer per ongeluk het grootste deel van mijn haar verloor. Bij zijn pensioen kreeg ik al de oude Donald Duckjes uit zijn naar Tabac en Fresh-Up ruikende salon.

Later werd ik jarenlang tot volle tevredenheid geknipt door Jacques, met wie ik de voorliefde voor dorpsverhalen en geschiedenis deelde, maar bij wie ook de variatie qua kapsels beperkt bleef; dat wil zeggen dat we ons hielden aan het basiskapsel: kort en makkelijk. Tevens helemaal passend in het straatje van mijn ouders. Fatsoenlijk en niet aanstootgevend.

Pas toen ik op mijn twintigste de priesteropleiding verlaten had, ben ik mezelf wat meer vrijheid gaan permitteren. Ik kweekte een baard aan en liet de bossages op mijn hoofd ongesnoeid. Wat bij mijn moeder de opmerking ontlokte: “Als je maar niet denkt dat je daar eer mee inlegt!” Ik speelde immers nog wel orgel in de kerk. Daar paste lang haar uiteraard niet bij.

Ik denk nu aan een staartje, of speldjes. Of toch zelf aan de slag met een schaar of een tondeuse. Er schijnen ook allerlei “tutorials” te circuleren. Misschien is een hanenkam nog een idee. Als ik maar een manier vind om mijn haar uit mijn ogen te houden. In dat geval zullen we het zien.

Eén gedachte op “Ongesnoeide Wildernis

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *