De Bladblazers

Als ik vertel dat de herfst mijn favoriete jaargetijde is, kijkt men me meewarig aan. Een voorkeur voor komen en gaan van bladeren verraadt op zijn minst een melancholische inslag, waarmee je al gauw halverwege de oprijlaan van de psychiatrische inrichting loopt. Het begin van het einde. Maar ik vind in de afvallende bladeren en de geur van verrotting juist een enorme troost. Nog weet ik hoe het rook als ik als kind in het najaar ’s avonds na het eten nog even naar buiten mocht. Ik zie nog de verstilde spinnewebben om de lantaarnpaal op de hoek van de straat. De vleermuizen die hun laatste rondjes vliegen voordat de winterslaap begint. Het geritsel van wroetende egeltjes. En dan met je laarzen door de bladeren, terwijl uit je mond al winterse dampwolkjes ontsnappen. Nergens voel je méér dat je leeft dan op plaatsen waar de dood zich zo mild manifesteert. Daarom is Allerzielen ook in november. Lichtjes aansteken op het kerkhof. Alleen als het donker is, voel je wat licht betekent.

Overal waar ik gewoond heb waren wel buren die hun uiterste best deden om deze tekenen van verval en sterfelijkheid zorgvuldig uit de weg te ruimen. Met verwondering kijk ik ernaar. Drie, vier keer op een dag worden harken en bezems tevoorschijn gehaald om de afgevallen bladeren tot het laatste exemplaar te elimineren. Tevergeefs uiteraard, want ze hebben hun hielen nog niet gelicht of daar dwarrelen ze weer veelkleurig uit de hemel. De bladeren drijven de spot met onze opruimwoede en comtroledwang. We zijn niet sterker dan het leven en we zijn al helemaal niet sterker dan de dood. We staan er middenin, en dat maakt ons gelijk aan elkaar. Een uitnodiging tot berusting en stilte.

En als er iets is waar we niet tegenkunnen is het stilte. Daarom wordt de confronterende bladerenrommel niet langer opgeruimd met een bezem, maar door een team van schreeuwende mannen met bladblazers. Daar razen ze door de straat. Zes man sterk, met overalls en gele hesjes nota bene. Met plechtige gezichten roepen ze elkaar bevelen toe. Als commando’s die een horde gevaarlijke raddraaiers te lijf gaan. Onder geparkeerde auto’s, achter hekjes, uit de goot en zelfs uit de slootkant worden de bladeren verdreven. Verschrikte katten stuiven weg. Met getergde gezichten draaien de mannen het gas van hun blazer tot het uiterste open als er een eigenwijs groepje natte bladeren zich aan het asfalt vastklampt. Ze schoppen ertegen, schrapen met hun laarzen de laatste resten weg en roken woedend hun zware shag.

Als ze de hoek om zijn volgt nog een veegwagentje. Met vriendelijk geruis passeert hij ons huis. En dan keert de rust weer. Alsof er niets is gebeurd. Als een onmiskenbaar teken van tevergeefsheid dwarrelt het eerste blad alweer naar beneden. Heerlijk vind ik dat. Leve de herfst.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *