Tot Het Opklaart

20160529_093808

Het is bijna half tien als ik afslag Franeker op de A31 neem. Als ik flink gas geef, ben ik waarschijnlijk nog net op tijd voor de rooms-katholieke viering aldaar. Het lijkt wel alsof ik erop ben geprogrammeerd. Op zaterdagavond of zondagmorgen – als de klokken niet in de werkelijkheid luiden, luiden ze wel in mijn hoofd – ga ik vaak nog ergens ter kerke.

Des te vreemder dus wat er vandaag gebeurt. In plaats van linksaf Franeker in te rijden, ga ik onderaan de afslag naar rechts. Ineens willen mijn hoofd, hart en de handen die mijn stuur vasthouden ergens anders heen. Via Dongjum en Oosterbierum bereik ik in tien minuten de Waddenzeedijk. En ik stap uit de auto een stille, friswarme zondagmorgen in. Het gras wuift als ik de dijk beklim en ik voel onmiddellijk dat ik híer moet zijn.

20160529_093600

Laatst had ik op een zondagmorgen in een ander Fries dorp een katholieke viering gevonden. De vertrouwde rituelen, lezingen, liedjes. Maar het was ook alsof ik in een andere tijd terecht was gekomen. Ineens, alsof er schellen van mijn ogen vielen, zag ik zo helder: wat wordt het klein allemaal, en oud, en versleten. Dit is bijna over.

Toen ik thuiskwam, zei Judith:”Je ruikt naar kerk!”. En dan had ze het niet over de wierook, want die werd niet gebruikt. Het was de geur van zondagse jassen, oude mensen, sleetse woorden, van dingen die voorbij gaan. Het was aan me blijven hangen, in de auto met me mee gereisd. Misschien zit het ook wel in mijn huid, zoals mensen die veel knoflook eten, uiteindelijk knoflook zweten.

Komt het omdat ik op andere vlakken ook een beetje in de loslaatstand sta? Dat ik nu pas besef hoezeer ik me als kind, als jongen met die kerk heb verbonden. Dat mijn prille verlangen naar diepgang, vrijheid en inspiratie zich als vanzelfsprekend invoegde in dat oude krakende systeem. En dat ik nu pas durf te kiezen: wat past hiervan nog bij mij? En wat is voorbij? Tijd om erover te rouwen en los te laten?

20160529_093956

Vandaag heb ik blijkbaar wind en adem nodig. Het is eb. Ik ruik gras, schapenstront, en steeds meer zee als ik de strekdam oploop. Tussen de stenen zie ik een krabbetje weglopen. Het slik maakt pruttelgeluidjes. Aan de zeekant hoor ik meeuwen, boven de dijk kieviten. Overgang tussen zee en land en lucht. En ik ben alléén.

Niet ver hier vandaan vertrekken al eeuwenlang pelgrims naar Santiago de Compostella. Iets in mij zou ook wel willen. Niet vanwege die bestemming, maar vanwege het op weg zijn. Onderweg, op zulke overweldigende plaatsen als deze, of in onooglijke gehuchtjes mezelf tegenkomen. In weer en wind. Of onverwachte anderen ontmoeten. Niet weten wanneer je waar precies aankomt. Of je alléén of samen reist. En voor hoelang.

Ik weet ook wel: in deze levensfase, met oude ouders en en jonge kinderen, kan en wil ik helemaal niet zo lang en zo ver weg. Maar er leeft wel degelijk een pelgrim in mij. Die af en toe grote kleine stapjes zet. Die stilstaat en kijkt naar de horizon. Die wacht tot het opklaart in de verte.

20160529_094512

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *