Bulderwind en striemregen. Het schuine dak boven mijn bed in huisje “De Viking” zucht. Dit is hoe ik me het liefste aan een eiland overlever. Vanaf zee lichtgevende wolken, terwijl de vuurtoren mij aan het einde van de nacht geruststellend in de handen van een nieuwe dag legt.
Vanaf het vasteland nadert onstuitbaar duister Parijs. Haar licht is vermoord, door haat, waanzin, vergelding. Schiermonnikoog helpt mij zwijgen. Helpt mij niet weten. Antwoorden en oordelen waaien met stormwind weg. Blijft gierende stilte.
Twee torens houden wacht. De ene zinvol, stralend, fier in vol bedrijf. De ander blind en bemost. Als schaduw van de ander. Alleen maar lichtgevend als die hem beschijnt. Als zon en maan.
Tussen ontvangen en geven, verlangen en vrezen, omarmen en toevertrouwen ligt het eiland in de zee. Ligt het huis tussen de torens, lig ik zelf in mijmeringen op de bank. Ligt deze dag als een eiland in mijn leven.
Mijn vertrouwde vriend met wie ik dit novemberwaddenweekend, even los van mijn gezin beleef, zit rustig aan tafel en haalt mij uit mijn haast.
Naast hem nog een metgezel: het boekje dat op de valreep, tien minuten voor vertrek op de mat viel. “Kerend Tij”, geschreven en geschilderd door en voor Sieds Prins. Over kernmomenten in het leven van vijf bijzondere mensen. Over afdalen in jezelf, over put, bron, keerpunt.
Boekje,vriend en eiland helpen me zwijgen, lezen, luisteren, kijken. Is het ook goed als ik nĂet weet, niet schrijf, niet praat? Als ik mijn mening niet opdring, niet eens aan mezelf? Woorden die waarheden worden genoeg.
Het regent wind en stormt grote druppels. Er is wijn en muziek die ook uit kan. Er is tijd en zin en onzin. Er is land in water en water op land. Branding en zand. Tot de avondboot gaat niets minder niets meer.